Getty Images
Nathalie van Koot reed ‘La Loire à Vélo’, een netwerk van wonderschone fietsroutes langs deze Franse rivier. Ze pauzeert bij de prachtigste kastelen en voelt zich soms net een echte edelvrouw.
Een beetje moe maar voldaan plof ik na een fietstocht neer op een gezellig terras in het lieftallige dorp Meung-surLoire. Vanaf hier heb ik een mooi uitzicht op de dorpskerk en het kasteel. Ik raak aan de praat met de eigenaar van het restaurant. Het is een typische Galliër, voorzien van een gezellige buik, een rode neus en daaronder een dikke snor. Enthousiast vertelt hij dat hier vroeger een voormalig heiligdom van de Keltische druïden stond. Dat klinkt spannend. Hij legt me uit dat op diezelfde plek nu het onschuldig ogende kerkje van de Heilige Liphardus staat. De katholieke kerk kerstende de plaatselijke bevolking door de oude heilige plekken simpelweg over te nemen. Aangespoord door zijn enthousiasme besluit ik een blik in de kerk te werpen. Binnenin zijn prachtige glas-in-loodramen met afbeeldingen van Jeanne d’Arc en het leven van Liphardus. Deze plaatselijke heilige zou rond het jaar 520 een draak hebben verjaagd en het moeras hebben drooggelegd waarop Meung-sur-Loire gesticht is. Een van de vele fabels die het gebied rijk is.
Impressionistisch
Eerder op de dag vertrok ik op de fiets vanuit Orléans voor een tocht langs de Loire. De takken van eeuwenoude populieren helden over het water en de ochtendzon werd weerspiegeld in de rivier. Onderweg stond ik even stil op een oude brug over de Loiret, een zijrivier van de Loire. Het was idyllisch; hoog boven in de lucht dreven grote witte wolken voorbij, net een impressionistisch doek. Opgetogen fietste ik verder, terwijl uitgestrekte graanvelden met rode klaprozen zich afwisselden met charmante gehuchten. Na bijna twee uur fietsen kwamen het kasteel en de kerk van Meung-sur-Loire in zicht.
‘Klein Venetië’
De beroemde Belgische detectiveschrijver Georges Simenon liet zijn wereldberoemde held, commissaris Maigret, met pensioen gaan in Meung-sur-Loire, waar hij de dagen doorbracht met snoekvissen. Simenon is niet de enige bekende die iets heeft met het pittoreske stadje: Jeanne d’Arc verjoeg er de Engelsen en het plaatsje speelt ook een rol in De drie musketiers van Alexandre Dumas. Meung is ook bekend als ‘Klein Venetië’ vanwege zijn schattige grachten. Dat is misschien wat te veel eer, maar de kanalen en de fleurige planten geven het stadje wel een bijzondere sfeer. De kerk ligt midden in het centrum. Pal achter de kerk torent het oude kasteel met zijn imposante grijswitte muren erboven uit. Via een sintelpad loop je omhoog naar de burcht die tegenwoordig als bijnaam ‘het kasteel met de twee gezichten’ heeft.
Melkmeisje van Vermeer
De voorkant met de massieve ronde torens stamt uit de middeleeuwen. De achterkant is zalmkleurig en dateert van de achttiende eeuw. Deze ingang werd gebruikt voor de hoge gasten, terwijl de middeleeuwse kant dienstdeed als bediendeningang. Ondanks mijn fietspak mag ik door de ‘sjieke’ deur. Een jonge vrouw, gekleed als dienstmeisje uit de achttiende eeuw, leidt me rond. Met haar blauwe wollen schort en witte muts doet ze me denken aan het melkmeisje van Vermeer. In de traditionele keuken met open vuur krijgen bezoekers een lesje achttiende-eeuws koken. We mogen ‘beignets à la fermière’ bakken; een soort mini-donuts, gemaakt van roomkaas, bloem, suiker en eiwit. De bolletjes worden kort in olie gefrituurd en destijds werd dit tussen het vlees- en het visgerecht geserveerd. Ze zijn vet en ongezond, maar ze smaken heerlijk. Ik fiets het er straks wel af, denk ik en neem er nog een. De vertrekken van het kasteel zijn ontzettend sfeervol, alsof ze door Rembrandt zijn verlicht. Maar als ik voor donker terug wil zijn, zal ik weer op de fiets moeten stappen. Met weemoed – en een beetje zadelpijn – neem ik afscheid.
Melkmeisje van Vermeer
De voorkant met de massieve ronde torens stamt uit de middeleeuwen. De achterkant is zalmkleurig en dateert van de achttiende eeuw. Deze ingang werd gebruikt voor de hoge gasten, terwijl de middeleeuwse kant dienstdeed als bediendeningang. Ondanks mijn fietspak mag ik door de ‘sjieke’ deur. Een jonge vrouw, gekleed als dienstmeisje uit de achttiende eeuw, leidt me rond. Met haar blauwe wollen schort en witte muts doet ze me denken aan het melkmeisje van Vermeer. In de traditionele keuken met open vuur krijgen bezoekers een lesje achttiende-eeuws koken. We mogen ‘beignets à la fermière’ bakken; een soort mini-donuts, gemaakt van roomkaas, bloem, suiker en eiwit. De bolletjes worden kort in olie gefrituurd en destijds werd dit tussen het vlees- en het visgerecht geserveerd. Ze zijn vet en ongezond, maar ze smaken heerlijk. Ik fiets het er straks wel af, denk ik en neem er nog een. De vertrekken van het kasteel zijn ontzettend sfeervol, alsof ze door Rembrandt zijn verlicht. Maar als ik voor donker terug wil zijn, zal ik weer op de fiets moeten stappen. Met weemoed – en een beetje zadelpijn – neem ik afscheid.
Imposante cederbomen
De volgende dag gaat de fietstocht naar het kasteel Chaumont-sur-Loire. Dit juweeltje ligt halverwege tussen de twee koninklijke steden Blois en Tours. Vanaf de oever zijn de torens van het kasteel op veertig meter hoogte te zien. De sprookjesachtige aanblik geeft me vleugels en ik vlieg naar boven. Het kasteel is vooral beroemd vanwege zijn indrukwekkende tuinen. Veel bezoekers komen voor het Internationale Tuinenfestival, dat hier al ruim 25 jaar plaatsvindt. Elk jaar mogen zo’n twintig ontwerpers uit de hele wereld hun fantasie de vrije loop laten. Het resultaat is een reeks eigenzinnige tuinen, de een nog kleurrijker en prikkelender dan de ander. De weg naar het kasteel leidt me door nog een prachtig aangelegde tuin. Over de glooiende gazons vliegen vlinders en bijen naar de fleurige bloemenperken. Tussen de begroeiing en imposante ceder bomen zie je de Loire beneden in het dal glinsteren. Kan het nog mooier? Ja, aan de rand van de helling staat het kasteel Chaumont met de voor deze regio kenmerkende stevige ronde torens.
Knappe edelman
Een rondleiding door de vertrekken met glimmende meubels, een compleet gedekte eettafel en wandtapijten roepen het leven van weleer op. Ik stel mezelf voor als dame met een hoge poederpruik, dansend met een knappe edelman. Na de rondleiding kom ik uit op de binnenplaats, waar de witte muren van het kasteel zachtroze kleuren door de late middagzon. Dan is het tijd om weer op de fiets te springen, op weg naar de volgende prachtige bestemming langs de ‘Loire à Vélo’.
Dit artikel is eerder verschenen in Plus Magazine mei 2017. Nog geen abonnee van Plus Magazine? Abonnee worden doet u in een handomdraai!
Bron
- Plus Magazine