Wandelen, fietsen, golfen, surfen, snorkelen, vogelsspotten – wat kan er eigenlijk niet in de Algarve? En dat het hele jaar rond. Flip van Doorn probeerde van alles uit.
De kliffen bij Sagres blinken in de zon. Gezien vanaf de Cabo São Vicente is het of een muur uit zee oprijst. Een granieten muur van meer dan veertig meter hoog, waar de zee met mokerslagen op inbeukt. Op onstuimige dagen spat het water tot boven de kliffen uit. De Cabo São Vicente is het meest zuidwestelijke puntje van het Europese vasteland en een van de populairste uitstapjes in de Algarve.
En het is een pelgrimsoord. Lang geleden lag Sint-Vincentius hier begraven, de beschermheilige van het land. Zijn botten zijn later overgebracht naar Lissabon, maar pelgrims bleven komen. Het pad dat zij volgden vanaf de Spaanse grens is nu de GR 13, de Via Algarviana. Over een afstand van ruim 250 kilometer slingert de wandelroute zich door het binnenland van de Algarve. Over de toppen van bergruggen met een uitzicht tot aan de zee, door dalen die in het voorjaar gevuld zijn met het wit van amandelbloesem of in december met sinaasappels die aan de bomen rijpen. Door dorpen waar heldere kleuren de witte huizen en kerken een vrolijk accent geven, en langs riviertjes die klaterend een weg naar beneden zoeken.
[ITEMADVERTORIAL]
Juwelenkist
De Algarve is te verdelen in drie zones. In het zuiden de smalle kuststrook, in het noorden de heuvels – die tot bijna 1000 meter hoogte reiken – en daartussenin het vruchtbare landbouwgebied, waar van oudsher vijgen, olijven en andere mediterrane producten worden verbouwd. Natuurlijk lonkt de kust. Ten zuiden van Lagoa opent de natuur een juwelenkist vol intieme strandjes. Ook meer naar het westen hebben strand, zee en rotsen onwerkelijke kleuren met namen die normaal alleen gebruikt worden door juweliers en kunstschilders: aquamarijn, turkoois, amber, rauwe siena.
En dan aan de westkust die kliffen. Vissers balanceren op de rand, hoog boven de golven, en werpen hun lijnen uit. Surfers dalen af naar de stranden om de mooiste golven te bedwingen. Bij de vuurtoren komen fietsers aan, dit is het eindpunt van een lange tocht langs de kusten van Europa. Allerlei talen klinken door elkaar, maar de man die wollen truien verkoopt staat iedereen consequent in het Portugees te woord. Hij geeft me een handgebreide muts cadeau als ik een visserstrui koop. Zijn dag is goed. Met zijn net verdiende euro’s koopt hij twee kramen verder een borrel. Terwijl de toeristen komen en gaan, blijven de Portugezen zichzelf.
Spatten rode modder
Goed verstopt in het binnenland ligt het dorp Alte. In de schaduw van een eucalyptusboom bij de kerk leunen drie mannen op hun wandelstokken. Wat verbaasd kijken ze naar het groepje Nederlanders dat voorbijkomt. Wandelschoenen, rugzakken, detailkaarten. De mannen onder de eucalyptusboom slaan het geamuseerd gade. Geen haar op hun hoofd die eraan denkt hier te gaan wandelen, maar ze kijken graag naar anderen die dat wel doen. Of naar de mountainbikers die zijn neergestreken op het terras, hun fietsen onder de spatten rode modder. Ze zijn gekomen langs de paden waarover die mannen in hun jonge jaren de heuvels in gingen om de bast van de kurkeiken te snijden, en waarlangs de herder zijn geiten naar boven leidde.
Maar herder is zelfs hier een uitstervend beroep, de bast van de kurkeik levert nauwelijks nog iets op. Oude boerderijen en huizen doen nu dienst als pension of bed & breakfast en de oude paden van de Algarve hebben een nieuwe functie gekregen. Ze voeren wandelaars en fietsers naar de mooiste plekjes in de regio. Waar de geur van wilde tijm en rozemarijn een hele vallei vult, waar vanaf een heuveltop ineens in de verte een strook blauw te zien is. De zee is nooit heel ver weg.
Kleurrijke bijeneters
Terwijl het in de heuvels de roofvogels zijn die hoog in de lucht hun rondjes draaien, of de kleurrijke bijeneters die post vatten op de elektriciteitsdraden boven de weg, is de kuststrook bij Faro het domein van flamingo’s en ooievaars. Het natuurpark Ria Formosa is zelfs een van de grootste beschermde kustgebieden ter wereld. De moerassen van de lagune trekken tientallen vogelsoorten. Ook de natuurliefhebber komt in de Algarve vroeger of later aan zee terecht. Foerageplek voor trekvogels op weg naar Afrika of standplaats voor vaste gasten die zich in Nederland maar uiterst zelden vertonen. Mijn eerste hop heb ik hier gezien, zijn kuif golvend in de lentebries. En twee scharrelaars, met hun azuurblauwe verenpak.
Moorse accenten
Naar de Spaanse grens toe wordt het land vlakker, de stranden breder. Andalusië is niet ver weg. Eeuwenlang stond het zuidelijk deel van het Iberisch schiereiland onder Moors bestuur. Vanuit Noord-Afrika hadden de islamitische heersers gebieden tot aan de voet van de Pyreneeën veroverd en in deze streken zwaaiden ze tot diep in de dertiende eeuw de scepter. De Algarve dankt zijn naam aan die tijd. Al-Gharb-al-Andalus was het westelijk deel van het bezette gebied. De erfenis van die tijd weerklinkt nog in de witte huizen, de schoorstenen die op minaretten lijken. De Moren legden irrigatiekanalen aan en plantten olijf-, amandel- en sinaasappelbomen. En al is een plaats als Monte Gordo met zijn brede boulevard, het casino en de populaire stranden helemaal van deze tijd, op de menukaarten van de restaurants zorgen de toetjes nog voor een Moors accent.
Twee uitersten
Hemelsbreed ligt de badplaats Monte Gordo nauwelijks 150 kilometer van de Cabo São Vicente, maar tussen die twee uitersten heb ik een wereld ontdekt. Ik heb gefietst over rotspaden, te voet flinke heuvels bedwongen, gesnorkeld in het blauwst denkbare water en zelfs een even voorzichtige als vergeefse poging gedaan op een surfplank te blijven staan. Nu vind ik dat ik wel een dagje ontspannen aan het strand heb verdiend.