Als een verzekerde beweert dat een verzekeringsadviseur een toezegging heeft gedaan en als de verzekeraar dat niet betwist, dan is die toezegging een vaststaand feit. De verzekeraar moet dan die toezegging waarmaken.
Dat blijkt uit een bindende uitspraak van de Geschillencommissie. In 1973 sloot de verzekerde een lidmaatschap af bij de Friese Uitvaart-Verzorging, die in 1998 is omgezet in een natura-uitvaartverzekering van NUVA. Enkele jaren later is die verzekeraar overgenomen door Yarden.
De verzekerde klaagt dat de verzekering geen dekking meer biedt voor het vervoer van de overledene naar de rouwkamer en voor het opbaren van de overledene in die rouwkamer. Bij het afsluiten van de verzekering was die dekking er wel, aldus de verzekerde. Zowel de adviseur van NUVA als van Yarden hadden bij de overname gezegd dat deze diensten wel gedekt zouden zijn.
Polisvoorwaarden
Op basis van de polisvoorwaarden uit 1973 concludeert de Geschillencommissie dat er nooit dekking is geweest voor het vervoer van een overledene naar een rouwkamer en het opbaren. Wel is er dekking voor het vervoer van een verplaatsbare rouwkamer en voor het vervoer van de overledene naar een crematorium. Het idee was destijds dat een overledene thuis zou worden opgebaard en daarna naar het crematorium worden vervoerd. De klacht van de verzekerde vindt dus geen steun in de stukken.
Maar, de verzekerde stelt dat adviseurs van NUVA en Yarden hem hadden verzekerd dat vervoer naar een rouwkamer en opbaren wel waren gedekt. De verzekeraar heeft die stelling niet betwist, en daarom beschouwt de Geschillencommissie die stelling als een feit. Daaruit volgt dat de verzekeraar het vervoer naar een rouwkamer en het opbaren moet vergoeden.