Stiefkinderen moeten worden gelijkgesteld aan kinderen bij het bepalen of er recht is op een toeslag. In de wet staat dit niet uitdrukkelijk vermeld, maar het is niet de bedoeling van de wetgever om een onderscheid te maken tussen stiefkinderen en eigen kinderen.
Dit blijkt uit een uitspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State. In 2013 zette de Belastingdienst zowel de zorgtoeslag van een stiefkind stop als de kindertoeslag van zijn stiefmoeder. Na het overlijden van de vader was het stiefkind bij het gezin van de stiefmoeder blijven wonen, samen met twee halfbroers. De Belastingdienst zette de toeslagen stop toen de jongen 18 werd en hij als meerderjarig, inwonend stiefkind als partner van zijn stiefmoeder werd aangemerkt. Door een wetswijziging geldt een eigen kind pas vanaf 27e jarige leeftijd als partner van een alleenstaande ouder.
De rechtbank Noord-Nederland oordeelde in juli vorig jaar dat het toepassen van de gewijzigde wet een onrechtvaardig onderscheid is tussen pleegkinderen en eigen kinderen. De Belastingdienst is tegen deze uitspraak in hoger beroep gegaan bij de Afdeling bestuursrechtspraak. Door de uitspraak moet de Belastingdienst het stopzetten van de toeslagen aan stiefmoeder en stiefkind terugdraaien.
Bron: www.rechtspraak.nl
- Geld & Recht