GGD-medewerkster mag hand weigeren

Dit blijkt uit een uitspraak van het College voor de Rechten van de Mens. In verband met een onderzoek ging een echtpaar met hun zoon naar de GGD. De medewerkster die het onderzoek zou uitvoeren, gaf de vrouw en de zoon een hand, maar de man niet. De GGD-medewerkster legde uit dat zij vanwege haar islamitische geloof mannen geen hand geeft. De man voelde zich gediscrimineerd en stapte naar het College voor de Rechten van de Mens.
Daar kreeg hij geen gelijk. Weliswaar is het geven van een hand een zeer gebruikelijke manier van begroeten, maar er zijn ook groepen in Nederland voor wie die niet het geval is. Ook is het mogelijk iemand respectvol te begroeten zonder een hand te geven.

Dilemma

Het College constateerde dat de GGD voor een dilemma stond. Door toe te staan dat een medewerkster mannen weigerde de hand te schudde, discrimineerde de GGD op grond van geslacht. Zou de GGD de vrouw verplichten handen te schudden, dan zou de GGD haar discrimineren op grond van geloof. Kortom, hier botsen twee grondrechten.

Bij zo’n botsing hangt het van de omstandigheden af welk grondrecht zwaarder weegt. In dit geval weegt het recht van de vrouw zwaarder. Hier speelt mee dat de GGD de man geen dienst heeft geweigerd en dat de medewerkster heeft uitgelegd waarom zij geen handen schud. Er is geen sprake van discriminatie en de GGD hoeft haar medewerkster niet te verplichten handen te schudden.