Ambtenaren en werknemers in de industrie zitten in ieder geval nog tot 2015 aan hun VUT-premie vast, ook al verdwijnen de de laatste vutters dit en volgend jaar.
De premie varieert van enkele tientjes tot 100 euro per maand. Wettelijk mag de premie zelfs tot 2021 geheven worden.
De VUT werd halverwege de jaren '70 gelanceerd als een soort wonderpil tegen de jeugdwerkloosheid. Mensen van 57 jaar en ouder moesten versneld plaats maken voor jongeren. Uit de opbrengst van de VUT-premie die werkenden moesten ophoesten naast hun pensioen, werd de regeling betaald.
Al snel werd echter duidelijk dat de regeling te duur zou worden als de naoorlogse geboortegolf aan de beurt zou zijn. In 2001 werd de VUT dan ook afgeschaft. Nu, zeven jaar later, worden de laatste vutters 65 jaar en gaan met pensioen.
De VUT-premie blijft echter bestaan. Eerst werd deze ingezet voor het prepensioen en toen dat in 2006 ook werd afgeschaft, besloten werkgevers, werknemers en pensioenfondsen het geld in te zetten voor 'versterking van het ouderdomspensioen.' Daardoor zou er ruimte ontstaan voor een flexibel pensioen.
Deze afspraken zijn echter geheel aan de werknemers voorbij gegaan. Velen denken nu ten onrechte eindelijk verlost te zijn van de VUT-premie.