Na het verlies van een dierbare wacht de zware taak de nalatenschap af te wikkelen. Ook de fiscus wil afrekenen, maar er zijn extra aftrekposten.
LET OP: Dit artikel is onderdeel van de belastingspecial 2009. De informatie kan verouderd zijn. Voor de actuele belastingspecial 2012 kunt u hier klikken. |
N.B.: Dit artikel is sterk gedateerd. Er wordt gewerkt aan een geupdate versie, maar in deze versie komen dus nog verouderde cijfers voor. (Red, maart 2010).
Te midden van het verdriet om het overlijden van een geliefde is het voor de nabestaanden moeilijk het hoofd koel te houden. Maar voor een goede afhandeling van de zaken is dat toch belangrijk. De Belastingdienst stuurt het speciale aangiftebiljet automatisch toe als de overledene zelf altijd al aangifte deed: het F-biljet. Op dit biljet (we gaan uit van een sterfgeval in 2008) kunnen erfgenamen inkomsten, aftrekposten en vermogen aangeven van 1 januari tot aan de dag van het overlijden.
Als u geen F-biljet ontvangt, kan het verstandig zijn dit toch aan te vragen. Hoge ziektekosten in het jaar van overlijden kunnen leiden tot een postume belastingteruggaaf. Ook de nabestaande of langstlevende kan door hogere buitengewone uitgaven in verband met het overlijden voor belastingteruggaaf in aanmerking komen.
Fiscale partners
Wanneer een van beide fiscale partners overlijdt, mag de langstlevende kiezen: een heel jaar ‘fiscaal partnerschap’ of niet. Gehuwden zijn in elk geval fiscale partners. Datzelfde geldt voor stellen met een geregistreerd partnerschap en – onder bepaalde voorwaarden – samenwonenden.
Dat is belangrijk, want fiscale partners mogen bepaalde aftrekposten zo gunstig mogelijk verdelen, zoals hypotheekrente, giftenaftrek en buitengewone uitgaven. Dat kan voordelig uitpakken, omdat u de aftrek zo kunt toewijzen aan degene die het hoogste belastingpercentage betaalt.
Maar let op: het fiscaal partnerschap is niet altijd voordelig, omdat dan het gezamenlijke inkomen dient als uitgangspunt voor het bepalen van de niet-aftrekbare drempel. Juist in het jaar van overlijden verdient de keuze voor fiscaal partnerschap daarom wat extra aandacht. De digitale aangifte kan u daarbij helpen.
Digitale aangifte
Het F-biljet is een papieren biljet, maar inhoudelijk is het gelijk aan het digitale aangifteprogramma voor de inkomstenbelasting. De computervariant heeft als voordeel dat u er berekeningen mee kunt uitvoeren, bijvoorbeeld een vergelijking van de te betalen belasting met of zonder fiscaal partnerschap.
Zo kunt u onder meer zien wat de gevolgen zijn van het verschuiven van verschillende posten. Daarna neemt u de gegevens over op het F-formulier. Bent u niet zo handig met de computer? Ouderenbonden en vakbonden kunnen u helpen met het digitale aangifteprogramma.
Aftrek uitvaart
Buitengewone uitgaven kunnen in het jaar van overlijden een stuk hoger zijn dan normaal. Wanneer ze boven de niet-aftrekbare drempel van 1,65 procent van het zogenoemde drempelinkomen uitkomen, mag u het meerdere aftrekken. Het drempelinkomen is het verzamelinkomen vóór toepassing van de persoongebonden aftrek. Buitengewone uitgaven zijn bijvoorbeeld uitgaven wegens ziekte, invaliditeit of
overlijden van de belastingplichtige of diens partner.
De kosten van de uitvaart zijn aftrekbaar voor de partner van de overledene (niet voor de andere erfgenamen). In onderstaand lijstje vindt u de meest voorkomende aftrekbare kosten.
- begrafenis en crematie
- uitvaartdienst
- huur van de opbaarruimte
- grafkrans en grafbloemen
- condoleancebijeenkomst
- rouwbrieven
- volgauto’s
- overlijdensadvertentie
- grafbedekking
- grafzerk
- gelegenheidskleding
- het bijwonen van de begrafenis, inclusief de eventuele huur van gelegenheidskleding.
Kosten die worden gedekt door een begrafenisverzekering zijn niet aftrekbaar.
Aftrek ziektekosten
In het jaar van overlijden vormen sommige ziektekosten ook een aftrekpost. Het is raadzaam om na het overlijden bij de medische zorgverleners na te vragen of er nog rekeningen komen. Een vaste kostenpost van €23 voor de huisapotheek telt volledig mee. Dieetkosten tellen alleen mee voor de maanden dat de belastingplichtige leefde.
De vervoerskosten (€0,19 per kilometer of de werkelijke kosten voor openbaar vervoer) tellen mee als buitengewone uitgaven als beide partners een gemeenschappelijke huishouding voerden en de zieke vervolgens langer dan een maand buitenshuis is verpleegd op een reisafstand van meer dan 10 kilometer.
Ouderenaftrek
Ook een arbeidsongeschiktheidsaftrek of ouderenaftrek (beide €821) mag u voor een vol jaar opvoeren, evenals de vaste aftrek van €821 voor chronisch zieken. Deze aftrek geldt alleen voor mensen die nog geen 65 jaar zijn en die meer dan €325 betalen aan specifieke ziektekosten, zoals medicijnen, dieetkosten, eigen bijdrage AWBZ voor verzorging en verpleging, hulpmiddelen, en extra kosten voor vervoer, gezinshulp, kleding en beddengoed. Dit bedrag wordt verhoogd met 113 procent als het verzamelinkomen voor toepassing van de persoonsgebonden aftrek lager is dan €31.589 (bij fiscale partners geldt dit voor het gezamenlijke inkomen). Voor 2009 gelden nieuwe regels.
Spaargeld en peildata
Wie meer vermogen heeft dan €20.315 (het dubbele voor fiscale partners) betaalt hierover belasting in box 3. Normaal betaalt u belasting over het gemiddelde vermogen in een kalenderjaar. Peildata: 1 januari en 31 december.
In het jaar van overlijden zijn de peildata 1 januari en de dag van overlijden. Op beide data wordt een optelsom gemaakt van de waarde van spaargeld en beleggingen, verminderd met schulden. Voor aandelen geldt de koers op de sterfdag. Het gemiddelde van het vermogen op beide peildata is het vermogen waarover de fiscus 1,2 procent heft. In geval van overlijden wordt dit omgerekend: overlijdt iemand halverwege het jaar, dan is de ‘vermogens-taks’ 0,6 procent.
Van het vermogen moet in het jaar van overlijden altijd afzonderlijk aangifte worden gedaan. Het vermogen van de langstlevende wordt gepeild op 1 januari en 31 december en dus niet op de sterfdatum. Dit pakt nadeliger uit naarmate iemand later in het jaar overlijdt. Heffingskortingen, zoals de algemene heffingskorting, de arbeidskorting en de ouderenkorting, worden volledig toegepast, ongeacht de maand van overlijden.