Keizersnede

Bij een keizersnede maakt de arts een insnijding in de buik om de baby te halen.

Naast de traditionale bevalling is er een andere manier waarop een baby geboren kan worden, de keizersnede. Een keizersnede kan noodzakelijk zijn als er sprake is van gevaar voor moeder of kind, wanneer het kindje niet goed ligt (de baby ligt verkeerd om, met de voetjes naar beneden), of wanneer het eerste kindje ook met een keizersnede ter wereld is gekomen.

Bij een keizersnede maakt de arts een dwarse insnijding net boven de bikinilijn of een verticale insnijding onder de navel. Tijdens het snijden worden bloedvaten dichtgeschroeid, om bloedingen af te remmen. Na de snede in de huid worden het onderhuidse vet en de buikspieren doorgesneden, waarna de bindweefsellaag van de inwendige organen wordt geopend; hierdoor komen de blaas en de baarmoeder bloot te liggen. Dan brengt de arts zijn/haar handen in het bekken om de ligging van het kind te bepalen. Vervolgens wordt in de baarmoeder een incisie gemaakt en worden eventuele vruchtwaterresten weggezogen.

De arts vergroot de insnede met zijn/haar vingers. Het hoofdje van de baby wordt vastgepakt en met de rest van het lichaampje voorzichtig uit de baarmoeder getrokken. Ten slotte worden de buiklagen gehecht in omgekeerde volgorde van de insnijdingen. De moeder blijft drie tot vijf dagen in het ziekenhuis om te herstellen. De buik is vaak pijnlijk en de moeder zal een paar weken rustig aan moeten doen.

Deze operatie kan verschillende complicaties met zich meebrengen, die vóór de operatie met de dokter moeten worden besproken.

Auteur