Horen, zien, proeven, ruiken en voelen
Als je het over zintuigen hebt, denk je waarschijnlijk vooral aan de vijf klassiekers: horen, zien, proeven, ruiken en voelen. Over de definitie van onze zintuigen zijn niet alle geleerden het eens. Daarbij lijkt het ingewikkelder dan alleen de klassieke vijf.
Het woordenboek beschrijft een zintuig als een orgaan dat in staat is om uitwendige prikkels op te nemen of het vermogen om uitwendige prikkels op te nemen. Dus oor, oog, neus, tong en huid of gehoor, gezicht, reuk, smaak en gevoel.
In de praktijk zijn zintuigen echter wel betrokken bij waarneming, maar niet hetzelfde. Wat je ziet is namelijk een bewuste interpretatie van licht en voordat je geluidstrillingen daadwerkelijk hoort zijn er allerlei processen aan vooraf gegaan. De gewaarwording vindt dus in de hersenen plaats, nadat receptoren fysische verschijnselen (licht, trilling, moleculen etc.) hebben omgezet in neurale signalen.
De zintuigen
De eerste vier van de klassieke zintuigen, gezichtsvermogen, gehoor, reukzin en smaakzin zijn de speciale zintuigen. Voelen wordt onderverdeeld in drie aparte zintuigen die vooral in de huid liggen. De zogenaamde somatische zintuigen: tastzin, thermoceptie (warmte en koud) en nociceptie (pijn).
Naast de zintuigen voor bewuste waarnemingen worden ook nog evenwichtszin en proprioceptie (spierspanning en rek in pezen) onderscheiden. Deze zintuigen houden vooral de lichaamshouding in stand en zorgen ervoor dat je bewust bent van de aanwezigheid van je lichaam of een bepaald lichaamsdeel.
Gezichtsvermogen
De receptoren in de ogen, de zogenaamde staafjes en kegeltjes die ken je waarschijnlijk wel. Deze fotoreceptoren zorgen ervoor dat je respectievelijk licht en kleur kunt waarnemen en liggen in het netvlies. De receptoren zetten licht om in impulsen die vervolgens via de oogzenuw naar de visuele schors in de hersenen worden geleid. De hersenen verwerken en interpreteren de informatie. Het daadwerkelijke zien gebeurt dus eigenlijk daar.
Gehoor
Het gehoor reageert op geluidsgolven. Deze worden via het buitenoor en middenoor naar het binnenoor geleid. Het binnenoor bestaat uit het slakkenhuis en het labyrint. Hieraan vast zit de gehoor- en evenwichtszenuw. Het slakkenhuis is gevuld met vloeistof en heeft een speciaal membraan met kleine trilhaartjes. Beweging van deze trilhaartjes - als gevolg van versterkte geluidsgolven - zorgt voor een signaal naar de hersenen.
Reukzin
In de neus vind je heel veel verschillende reukreceptoren. Deze receptoren zijn zeer gevoelig en selectief. Daardoor ben je in staat om zoveel verschillende substanties te ruiken. Elke receptor wordt namelijk geprikkeld door een bepaald soort molecuul. Vervolgens komen deze impulsen via de nervus olfactorius, reukzenuw, in de hersenschors terecht, waar het daadwerkelijke ruiken plaats vindt.
Smaakzin
De zintuigcellen voor smaak bevinden zich in de smaakpapillen op de tong en achterin de mondholte. In tegenstelling tot het reukepitheel is de smaakknop helemaal niet zo gevoelig. Je kunt maar vijf smaken onderscheiden: zoet, zuur, zout, bitter en umami. Vandaar dat de reuk bij proeven ook een belangrijke rol speelt. Drie gezichtszenuwen zorgen ervoor dat smaak in de hersenen terecht komt. De informatie wordt vervolgens verwerkt in het smaakcentrum.
Tastzin
De zintuigcellen van de tastzin worden ook wel mechanoreceptoren genoemd. Ze reageren op verschillende impulsen zoals lichte aanraking, aanhoudende aanraking, vibraties en druk. Je vindt de receptoren van de tastzin in de huid, slijmvliezen, keel en tong. De verdeling over het lichaam is niet gelijkmatig: je vingers, voeten, lippen en tong hebben er bijvoorbeeld heel veel. De rug is een stuk minder gevoelig, daar zitten dan ook minder tastzintuigcellen.
Thermoceptie
Dit zintuig stelt je in staat om koude en warmte te voelen, dankzij de zogenaamde thermoreceptoren die op twee plekken in je lichaam voorkomen. Allereerst verspreid over het lichaam en dan vooral in de huid: deze worden geprikkeld door de temperatuur van een object. Daarnaast vind je in de hersenen zelf ook thermoreceptoren om schommelingen van de lichaamstemperatuur in de gaten te houden. Om de lichaamstemperatuur ‘normaal’ te houden sturen de hersenen zowel opwarmende (klappertanden, kippenvel) als afkoelende (verwijden huidporiën, zweten) lichaamsprocessen aan.
Nociceptie
Pijnprikkels zijn niet prettig en dat is met een reden. Pijn moet er namelijk voor zorgen dat je (nu en in de toekomst) situaties vermijdt die kunnen leiden tot weefselschade. Nocireceptoren (in de huid, gewrichten en interne organen) zijn de zintuigcellen die worden geprikkeld bij pijn. Aan de buitenkant van het lichaam wordt onderscheid gemaakt tussen stekende en doffe pijn, van binnen is pijn dof of onbestemd. Net als bij de andere zintuigen vindt de daadwerkelijke pijngewaarwording plaats in de hersenen.
Evenwichtszin
Het evenwichtszintuig meet eigenlijk niet je evenwicht, maar kijkt naar rotatie en versnelling. Daarbij spelen je ogen en impulsen vanuit het bewegingsapparaat (gezichtsvermogen en proprioceptie) een belangrijke rol bij het behouden van je evenwicht.
Het evenwichtsorgaan ligt in het binnenoor, achter het rotsbeen. Het bestaat globaal uit twee delen: de drie halfcirkelvormige kanalen en twee otolietorganen (utriculus en sacculus). De zintuigcellen bevinden zich in alle twee de onderdelen. Informatie uit het evenwichtsorgaan gaat via de gehoor- evenwichtszenuw naar de hersenen.
Proprioceptie
Dankzij dit laatste zintuig kun je de positie van je lichaam(sdelen) waarnemen. De receptoren bevinden zich op verschillende plekken in het bewegingsapparaat, waaronder de spieren, pezen en gewrichtskapsels en -banden. In de spieren zelf zijn de spierspoeltjes de zintuigcellen, in de andere weefsels vind je andere soorten. Veranderingen in de stand van de gewrichten, spierspanning of spierlengte zorgen voor prikkels. Een deel van de impulsen wordt al in het ruggenmerg verwerkt en direct teruggekoppeld naar de betrokken spieren. Dit zijn reflexen. De overige verwerking en waarneming gebeurt in de hersenen.