Wat is geluk? Dat is voor iedereen anders, al valt er in algemene zin veel zinnigs over te zeggen. Mijn eigen geluksmomenten ken ik wel.
Ik ben gelukkig als ik op een frisse, heldere ochtend de eerste teug buitenlucht opsnuif. Of als ik ingespannen schrijf en de wereld om me heen vergeet. Wat meestal ook wel werkt: een boswandeling, onder een dekentje televisiekijken op de bank en op zaterdagochtend in bed de krant lezen. De geur van brandend hout in de herfst. Kleine dingen zijn het, niets bijzonders, al was ik ook best gelukkig toen ik in Spanje op vakantie was of op Bali door de rijstvelden ploeterde.
Vreemd genoeg ben ik als bijna-zestiger gelukkiger dan ooit en dat schijnt vrij normaal te zijn. Onderzoekers ontdekten dat na je vijftigste het geluksgevoel klimt, om te blijven klimmen, ook boven de tachtig. Ik jaag mezelf minder genadeloos op dan vroeger. Vrienden en familieleden gaan van alles mankeren, waardoor ik onvermijdelijk ga beseffen dat ook mijn tijd beperkt is en dat het leven zomaar kan kantelen. Juist daardoor kan ik makkelijker genieten van wat er nu nog wél is. Ik ben minder van mijn stuk te krijgen door verdriet en gedoe. Bovendien leer ik steeds beter, om mezelf niet al te hard aan te vallen. Vroeger zat ik aan het einde van de werkdag op de fiets mezelf weleens de huid vol te schelden, tegenwoordig ga ik na wat ik allemaal goed heb gedaan of voor een ander heb betekend.
Wat maakt mensen echt gelukkig, vroeg Patrick van Hees zich af, in zijn recente boek Geluk is D.O.M. Doelen maken een mens gelukkig, net als Oplaadpunten en andere Mensen. D.O.M. dus. Door doelen heb je iets om naar uit te kijken. Denk aan weekendjes weg, yoga, sporten, tuinieren of de wekelijkse klaverjas-avond. Met oplaadpunten laad je de accu weer op. En mensen, dat spreekt voor zich. Mensen hebben die om jou geven en waar jij op jouw beurt van houdt, maakt gelukkig. En ook daar hoef je niet al te moeilijk of hoogdravend over te doen. Zelfs van elkaar groeten op straat, kan je gelukkig worden. Aldus Van Hees.