Mijn verhaal: er lagen brieven naast zijn bed

Getty Images

Mieke (68): De laatste avond dat Niels bij ons was, tien dagen voor mijn verjaardag, straalde er iets bijzonders van hem af. Een soort warme gloed. En hij was rustiger, opgewekter dan ik hem in lange tijd had gezien. Ik was daar erg blij om. Ik maakte me al anderhalf jaar grote zorgen om hem, mijn jongste zoon, die van jongs af aan mijn oogappel was. Bij wie altijd alles soepel verliep. Tot hij zijn baan verloor, en niet lang daarna was ook zijn relatie over.

Hij veranderde in een terneergeslagen man, die stil en gesloten was, de enkele keer dat hij langskwam. Die soms dagen de telefoon niet opnam, en weigerde om me binnen te laten als ik onverwacht bij hem op de stoep stond. We hadden altijd een hechte band gehad en het deed me verdriet dat hij me zo buitensloot. Deze avond zag ik weer de Niels die ik kende. Stiekem hoopte ik dat hij verliefd was en daarom zo straalde. Bij het afscheid knuffelde hij me stevig. ‘Een fijne verjaardag mam, volgende week,’ zei hij. Ik reageerde verbaasd. ‘Je komt toch wel, dan?’ Hij viel stil, leek even vertwijfeld, knikte toen. ‘Natuurlijk, ja, ja. Ik ben er’, antwoordde hij. Ik zocht er niets achter.

Nu weet ik dat hij die avond afscheid kwam nemen. En dat de rust, de sereniteit die hij uitstraalde kwam doordat hij voor zichzelf een duidelijk besluit had genomen. Drie dagen later werden we gebeld. Door een goede vriend van Niels. Hij had onze zoon gevonden. Hij lag op bed, heel stil, alsof hij sliep. Maar hij was koud. Dood. We zijn direct naar Niels’ huis gereden. Toen pas snapte ik waarom hij mij altijd had geweerd. Het was er een onvoorstelbare troep. Ik zakte direct door mijn knieën, kon niet verdragen dat mijn kind hier had moeten leven. Zonder dat ik het wist, zonder dat ik had ingegrepen. Mijn zoon bleek zijn dood zorgvuldig te hebben voorbereid. Hij had middelen in huis gehaald om er vredig en pijnloos een einde aan te maken. Die vriend – die moet hij met opzet uitgenodigd hebben – had hij uitgelegd waar de sleutel lag ‘voor het geval dat hij er nog niet was’. Er lagen brieven naast zijn bed. Voor mijn man, voor zijn zussen. Voor mij. ‘Sorry dat ik niet op je verjaardag kan komen, mam’ was zijn eerste zin.

Het is nu twee jaar geleden. Niet alle dagen zijn even grauw. Maar ik vraag me af of ik ooit nog weleens onbekommerd, diep vanuit mijn buik, zal kunnen lachen. Ik neem mijn zoon niets kwalijk, de depressie waaraan hij geleden heeft moet ondragelijk zijn geweest. Uit zijn brief weet ik dat hij heel lang heeft geknokt. Tot het op was. Met mijn verstand weet ik dat ik mezelf niets kwalijk zou moeten nemen. Maar als moeder wil je toch altijd je kinderen beschermen. Dat ik daarin gefaald heb, is iets waarmee ik nog niet in het reine ben gekomen – en ik vraag me af of dat ooit zal lukken.”

Auteur 
Bron 
  • Plus Magazine