Wie wonnen er vroeger de medialles, wie waren de kampioenen van toen?
Verschillende Nederlanders hebben al goud gehaald bij de Olympische Spelen in Sotsji. Talloze Nederlandse winnaars gingen hen voor. Met drie van hen halen wij herinneringen op.
De schaatskampioenen van toen
Wie? Piet Kleine (63),
langebaanschaatser.
Wanneer? Olympische Spelen van 1976 in Innsbruck.
Won: goud op de 10.000 meter en zilver op de 5000 meter.
Is nu postbode.
“Flierefluiten kon niet. Mijn focus lag op het schaatsen.
’s Avonds naar feestjes gaan deed ik nauwelijks. Samen met ploeggenoten Jan Derksen, Hans van Helden, Klaas Vriend en Jan Bazen hield ik zoveel mogelijk het normale patroon aan: trainen, rusten, eten.
Ik won zilver op de 5000 meter. Reden voor afgevaardigden van de gemeente Hoogeveen om samen met mijn ouders en vriendin Jannie, nu mijn vrouw, naar Innsbruck af te reizen voor de 10.000 meter. Een complete verrassing. Tijdens de rit sloot ik me af, concentreerde me volledig. Ik lag constant voor op mijn concurrent Sten Stensen. Dat ik goud had gewonnen, wist ik direct. Ik schaatste als laatste, wist wat mijn voorgangers hadden gedaan.Mijn overwinning werd gevierd, maar niet zo uitbundig als tegenwoordig. Ik werd uitgenodigd op de Nederlandse ambassade. Feest was het vooral thuis. Met muziek en al werd ik binnengehaald.Dat jaar schaatste ik voor het eerst in een skinpak uit één stuk. Die waren net op de markt en zaten als gegoten. Goede -kleding en de juiste schaatsen schelen seconden. Ik reed nog op hoge noren, een heel verschil met de klapschaats van nu.
In 1980 wilde ik die winst op de 10 kilometer nog eens dunnetjes overdoen. Het zat me niet mee; ik werd tweede. Een jaar later stopte ik met langebaanschaatsen. Vijf jaar lang heb ik me op het wielrennen gestort, maar het ijs bleef trekken. -‘Marathonschaatsen is echt iets voor jou’, zeiden vrienden. Twee jaar lang heb ik keihard getraind. Soms was het alsof ik van voor af aan moest beginnen. Vijftien jaar later ben ik definitief met -wedstrijdschaatsen gestopt. Mijn medailles liggen in een doosje in de kast. Ik ben er trots op, maar ermee pronken past niet bij mij.”
Wie? Jan Ykema (50), langebaanschaatser en sprinter.
Wanneer? Olympische Spelen van 1988 in Calgary.
Won zilver op de 500 meter.
Is nu schaatstrainer en gastspreker.
“Op de Spelen in Sarajevo had ik er met de pet naar gegooid. Ik stond de hele dag achter de flipperkast, at hamburgers en dronk milkshakes. Ik was net 20 en onder de indruk van de sporters die ik tegenkwam, vroeg ze nog net niet om een handtekening. In Calgary was ik serieuzer, ouder en wijzer. Had ik meer
de mentaliteit van een échte topsporter. De dag voor de sprint was ik vlaggendrager voor Nederland. Een eer en een prachtig moment. Ik voelde me sterk en belangrijk en zo schaatste ik ook.
Ik had een gelukje: ik startte in de binnenbaan. De hoogst haalbare snelheid kon ik op de buitenbaan schaatsen. Ik spatte ook net iets sneller weg. Pakte een tiende van een seconde. Het gaf me vleugels. Ik heb de rit van mijn leven gereden.
Die zilveren medaille zette eventjes mijn leven op z’n kop. Zoveel publiciteit. De prinsen Willem-Alexander en Constantijn, die bij de Spelen aanwezig waren, organiseerden spontaan een feestje in het KLM-kantoor in Calgary. Dat kun je je nu niet meer voorstellen. Ik werd bejubeld. Twee dagen later viel ik op de 1000 meter. De aandacht verslapte snel. Maar mijn prestatie op de 500 meter heren is nooit meer door een Nederlander verbeterd.
Een jaar na de Spelen ben ik gestopt en makelaar geworden. Door jarenlang drugsgebruik ben ik vervolgens in een diep dal terechtgekomen. ‘Wanneer was je nou het gelukkigst?’ vroeg de psychiater. ‘In mijn schaatsperiode’, antwoordde ik. Ik ben eruit gekomen door weer als een sportman te gaan denken. In die zin heeft die zilveren medaille mij zeker houvast gegeven. Daardoor ben ik weer gaan schaatsen. Nu train ik de jeugd en lever topsporters af.”
Wie? Carry Geijssen (67), langebaanschaatster.
Wanneer? Olympische Spelen van 1968 in Grenoble.
Won goud op de 1000 meter en zilver op de 1500 meter.
Is nu oppas-oma en schildert.
“Ik was de eerste Nederlandse vrouw die goud won bij het hardrijden op de schaats. Toen ik thuiskwam, kreeg ik van de buurt een witte Volkswagen Kever. Vrijwilligers waren met de pet langs de deuren gegaan. Ze waren zo trots! In onze tijd kreeg je geen geld. Je moest toen amateur zijn om deel te nemen aan de Spelen. Nu zijn het alleen maar profs. Dolblij was ik toen ik naar Grenoble mocht, samen met mijn beste schaatsvriendin Stien Kaiser. Tegen de gewoonte in kregen we ieder een eigen kamer.
’s Avonds lekker kletsen in bed was er dit keer niet bij. Toch was het heel gezellig met de ploeg en een kleine groep fans, onder wie een jonge prinses Beatrix en prins Claus. De dag voordat ik goud haalde, won ik een zilveren medaille. Ik vierde dit met een lunch in het Olympisch dorp met Beatrix en Claus. Met een dienblaadje haalden we zelf het eten op. Voor de 1000 meter was ik gespannen. Dat zal mij toch niet gebeuren, dacht ik toen Elly van den Brom voor mij viel. De schrik zat me in de benen. Maar op de baan dacht ik nergens meer aan. Ik wist dat ik het kon.
De dameskernploeg bestond uit vijf meiden en maar één trainer. Ik geef het je te doen in je eentje. Een ploeg zou er in deze tijd geen genoegen mee nemen. Tegen een journalist had ik gezegd dat er een extra begeleider had moeten zijn. Alleen dat. Maar het werd een vreselijke rel en onze trainer Piet Zwanenburg werd ontslagen. Ome Piet was geweldig, een betere trainer kon je niet hebben. Gelukkig kwam hij tot zijn dood op onze jaarlijkse reünie. Dat hele gedoe heeft mijn prestatie wel een beetje overschaduwd. Jammer!
Ik trainde volop voor de volgende winterspelen, wilde mijn titel verdedigen. Maar ik kreeg last van mijn rug en stopte. Een hele teleurstelling. Rond de Spelen zoeken de media mij altijd wel weer op. Zo blijft de overwinning een rode draad in mijn leven.”
- Plus Magazine