Het kan raar lopen in de liefde… Zes Pluslezers die onverwacht en hopeloos verliefd werden, vertellen over hun nieuwe geluk. “Dit kán helemaal niet, dacht ik toen hij me had thuisgebracht.”
Halbo en Marian kenden elkaar al acht jaar toen de vonk oversprong
'Dit is goud wat ik heb'
Halbo Bosker (81, uit Loenen, Gelderland): “Marian en ik zaten een jaar lang samen in een werkgroep van de VVV. We konden het goed vinden en ik had al snel in de gaten: die Marian is in alle opzichten een mooie vrouw.
Na acht jaar, waarin we elkaar zo nu en dan troffen, kwamen we beiden in het bestuur van de stichting Traditionele Sporten en Spelen. In de tussentijd waren we allebei alleen komen te staan. Ik maakte me geen enkele illusie; ze was wel negentien jaar jonger, hè! Maar we zagen elkaar vaker en vaker, we aten geregeld samen, we hadden het gezellig.
Op een feestje kwam de doorbraak. Ik was ergens blijven hangen en arriveerde pas laat. Het is niks voor haar, maar ze reageerde bozig: ‘Waar bleef je nou?’ Op dat moment realiseerde ik me dat ze bezorgd was, dat ze om me gaf. De rest van de avond liet ze merken blij te zijn met mijn aanwezigheid. Wat valt mij hier in de armen? dacht ik.
En nu heb ik een maatje, een heerlijk maatje. Marian is kordaat, zorgzaam en ze neemt iedereen voor zich in. We kunnen samen lachen en huilen. We verbouwden samen een schaftwagen tot Pipowagen achter in de tuin, en elke avond voor het slapengaan zitten we met een glas wijn op de bank en nemen we de dag door. En elke dag weet ik: dit is goud wat ik heb.”
'Mijn man'
Marian Zoet (62): “Halbo en ik hebben veel gemeen. Allebei al een heel leven geleefd en de nodige littekens opgelopen. Hij was vijftig jaar getrouwd, ik heb twee scheidingen achter de rug. We delen onze interesses, we houden van omgaan met mensen, zijn hecht met onze families en we zijn heel druk, vooral met vrijwilligerswerk. Halbo is speels en serieus tegelijk; we kunnen verschrikkelijk lachen, maar hebben ook gesprekken waarin we samen de wereld verbeteren.
Ik zal nooit de dag vergeten dat hij aankondigde bij mij te komen wonen. Hij had uren bij mijn huis staan sneeuwruimen, ging naar zijn huis om hetzelfde te doen – ook niet in een halfuurtje gepiept – en keek me bij terugkomst zuchtend aan: ‘Ik ga nú mijn huis te koop zetten, ik kom bij jou wonen.’ Trouwen was een logische volgende stap.
We hadden een bruidstaart van drie verdiepingen. Mijn oudste zoon en Halbo’s oudste dochter waren onze getuigen. Dat was zo mooi. Sindsdien kunnen we elkaar ‘mijn man’ en ‘mijn vrouw’ noemen, en dat voelt goed. Net zo goed als het voelt om elke ochtend naast hem wakker te worden, en te weten dat we weer een dag samen hebben.”
Marijke en Cees werden verliefd nadat zij alleen kwam te staan
Een rollator met motortje
Marijke Oosterlaan (74, uit Nieuwlande): “Mijn man Gerard ging altijd naar de wasstraat in ons dorp. Hij liet de auto van voor naar achteren poetsen en maakte intussen een praatje met Cees, de eigenaar. Ik kwam er zelden.
Toen ik er de eerste keer na Gerards overlijden alleen naartoe reed, kwam Cees op me af en condoleerde me. Ik begon vreselijk te huilen, kon niet meer stoppen. ‘Ach meissie’, was het, ‘blijf jij maar lekker even in de auto zitten, ik haal een kopje koffie voor je.’
Toen het weer ging, praatten we wat. Over Gerard, maar ook over de auto, waarvan ik geen idee had hoe alles werkte. Cees zei: ‘Bel maar als je hulp nodig hebt.’
Ik belde hem na een tijdje. Hij kwam olie peilen en vloeistof vervangen, en later nog eens.
Hij was aardig, ik nodigde hem uit voor een klaverjasavond en hij kwam een keer voetbal kijken. Ik weet niet wanneer het precies gebeurde, maar er gingen vlindertjes spelen. Iedereen zag het. Ik was hartstikke verliefd. En dat ben ik nog, nu we bijna vijf jaar getrouwd zijn.
Cees maakt me aan het lachen met z’n gekke grappen, hij is knuffelig, hij gunt me alles en hij is zorgzaam. Ook als ik morgen invalide zou raken, blijft hij voor me zorgen. Hij zegt: ‘Dan koop ik een rollatortje met een motortje voor je.’ Is dat lief of niet?”
'De limo staat voor'
Cees Oosterlaan (75): "Marijke moest zo huilen, die eerste keer dat we elkaar echt spraken. Och, dat was wat.
Ik wandel makkelijk door het leven. Ik houd van een reisje op z’n tijd, ik knutsel aan m’n oldtimers en ik mag graag een ritje door Drenthe maken. ‘Mevrouw, de limo staat voor’, nodig ik haar dan uit. ‘Welke?’ is altijd haar reactie.
Als ze pech heeft, is het de motor met zijspan en moet ze haar lange benen in het bakje opvouwen. Maar ook dat doet ze met het grootste plezier.
Als ik met Marijke op stap ben, hebben we niemand nodig, dan hebben we samen zoveel plezier. We hebben altijd lol en elke dag zegt ze wel een paar keer: ‘Gezellig hè, Cees?’
Ik ben zo blij dat ik voor haar op mijn knieën ben gegaan. En dat ze ‘ja’ heeft gezegd. Én dat haar broer Henk me haar hand heeft gegeven. Ik heb hem officieel om toestemming gevraagd. ‘Ouwe gek’, was zijn reactie.
We hebben een groot feest gegeven om het leven en elkaar te vieren. Tijdens haar speech bedankte Marijke me dat ik het een derde keer – ik ben twee keer gescheiden – aandurfde. Durven? Ik ben trots dat ik haar mijn vrouw mag noemen. Met Marijke leef ik als God in Frankrijk.”
Ruud en Hanny leerden elkaar kennen op het kerkhof
'Wat overkomt mij nu?'
Ruud Bakker (69, uit Krimpen aan den IJssel): “De eerste weken na het overlijden van Babs, mijn vrouw, wist ik niet waar ik het zoeken moest. Ik at niet meer, sliep amper, liep ’s nachts over straat te dolen. Elke dag bezocht ik haar graf.
Na een maand of drie stond er een mevrouw bij het graf ernaast. ‘Bent u Ruud Bakker?’ was het eerste dat ze vroeg nadat we elkaar gegroet hadden. Dat was Hanny. Ze kende Babs’ verhaal uit het kerkblad. Haar man Ed was ook aan darmkanker overleden, twee weken na Babs.
We troffen elkaar vaker op het kerkhof. Soms raakten we zó aan de praat dat we op een bankje gingen zitten, een stukje liepen, weer gingen zitten. Met Hanny kon ik mijn verdriet delen, ik voelde me bij haar op mijn gemak.
Nadat Hanny een paar keer voor me had gekookt – ze had wel in de gaten dat ik niet goed voor mezelf zorgde – nodigde ik haar uit voor een etentje. Die avond hadden we het, eigenlijk voor het eerst, ook over andere dingen dan ons verdriet. En ik realiseerde me hoe aardig en mooi ik haar vond en wat een fijne avond we samen beleefden. Hand in hand liepen we naar buiten. Potverdikkie, wat overkomt me nu, vroeg ik me af.
Nu weet ik dat ik van haar hou en dat ik haar niet meer zou kunnen missen. Het is wonderlijk hoe het met ons gelopen is, maar geloof me: verdriet en geluk kunnen naast elkaar bestaan.”
'Het heeft zo moeten zijn'
Hanny van Kerkhoven (59): “Het waren chaotische tijden en in mijn hoofd was het ook chaos. Ruud begreep dat, we zaten in hetzelfde proces. We hadden al een paar keer een kop koffie gedronken toen hij me vertelde dat de steen op Babs’ graf bijna geplaatst zou worden. ‘Veilig in Jezus’ armen’ was de tekst die hij had uitgezocht. Ik was helemaal over mijn toeren. Die tekst zou ook op de steen van Ed komen te staan.
Vier maanden na onze eerste ontmoeting gingen we romantisch uit eten. Weer raakte ik van streek. Dit kán helemaal niet, dacht ik toen hij me had thuisgebracht. Ik heb verschrikkelijk veel verdriet om mijn overleden man en nu is hier deze man die ik meer dan leuk vind.
Het bleek wél te kunnen. Ik mis Ed nog steeds, maar ben tegelijk gelukkig met Ruud. Hij is geduldig met me, we hebben hetzelfde gevoel voor humor, we gaan naar het theater, we reizen en wandelen graag. Ruud is vorig jaar zelfs gaan trainen om de Vierdaagse met me te kunnen lopen, die ik altijd samen met Ed liep. Dat is toch mooi?
Nu gaan we samen naar het kerkhof. Elke keer komen we er geëmotioneerd vandaan. Om een uurtje later een cappuccino op een terrasje te drinken, gewoon gelukkig met elkaar. Het heeft zo moeten zijn, daar ben ik van overtuigd.”
- Plus Magazine