De bovenste zeven wervels vormen de cervicale wervelkolom. Deze begint aan de onderkant van de schedel. De eerste twee wervels hebben beide een unieke vorm en functie.
De bovenste 7 wervels vormen de cervicale wervelkolom. Deze loopt van de onderkant van de schedel tot de bovenkant van de thoracale wervelkolom. De eerste twee wervels hebben beide een unieke vorm en functie.
De bovenste nekwervel ondersteunt de schedel en wordt de atlas genoemd. Deze wervel fungeert als spil. De vormgeving van de atlas maakt voor- en achterwaartse beweging van het hoofd mogelijk, zoals bij 'ja' knikken. Onder de atlas zit een as die draaiing mogelijk maakt. Een benig uitsteeksel, de dens, scharniert met de atlas, zodat het hoofd zijdelings kan draaien, zoals bij 'nee' schudden.
De vijf overige wervels zijn dragende delen. Om deze wervels heen liggen spieren, bindweefsel, bloedvaten en zenuwen. Ook dienen de kraakbeenschijven tussen de wervels als schokbrekers voor de ruggengraat. Door zijn vorm en structuur biedt de cervicale wervelkolom ondersteuning voor en beweeglijkheid van het hoofd en de nek.