Vruchtwaterpunctie

Amniocentese is een vruchtwaterpunctie. Dit wordt gebruikt om de gezondheid van de baby te onderzoeken.

Tijdens de zwangerschap herbergt en beschermt de baarmoeder ongeveer 9 maanden lang een kindje. In de baarmoeder wordt de baby omgeven door vloeistof, die in het tweede en derde zwangerschapstrimester ontstaat, voornamelijk door urine van de foetus.

Door deze vloeistof, het vruchtwater, kan de baby in de baarmoeder drijven en bewegen. Het biedt de baby bescherming tegen stoten of duwen van buitenaf en zorgt voor een constante temperatuur in de baarmoeder.

Bij zwangere vrouwen boven de 35 of vrouwen bij wie in de familie erfelijke afwijkingen voorkomen wordt vaak een vruchtwaterpunctie afgenomen (medische benaming: amniocentese). Het afgenomen vruchtwater wordt dan onderzocht op infecties, erfelijke afwijkingen, stofwisselingsproblemen en de longrijpheid van de baby.

Tijdens de behandeling wordt eerst met behulp van echografie de ligging van het kind bepaald. Daarna wordt, door de buikwand heen, op een veilige plek een lange, dunne naald in de baarmoeder ingebracht, en wordt ongeveer 25 milliliter vruchtwater opgezogen. Na de behandeling wordt de baby nog een poosje echoscopisch in de gaten gehouden. Het vruchtwater wordt op natuurlijke wijze vervangen en is binnen 3 tot 4 uur weer op niveau.

Auteur