De koning wordt oud, fluisteren de ministers tegen elkaar. Erg jammer, maar het is wel zo. De oude koning is een goede koning. Hij heeft jarenlang zijn land en volk goed geregeerd. Zelf voelt hij ook dat hij oud wordt en niet meer zo lang zal leven. Gelukkig heeft de koning twee zoons waarvan een hem op zal volgen.
De ministers weten wel wie dat zal zijn. Natuurlijk de oudste zoon. Maar de koning is daar nog niet zo zeker van. Hij houdt van beide zoons evenveel, maar wie van de twee is het meest geschikt? Wie is het meest geschikt om koning te worden?
De koning heeft een paar dagen tijd om een plan uit te broeden. Dan roept hij zijn zoons bij zich. Hij vertelt hun dat hij te oud wordt om te regeren. Hij zal binnenkort het koningschap overdragen aan een van de jongens. De zoons schrikken er van en protesteren. Zij vinden hun vader nog lang niet oud en hij doet alles toch nog goed? Ze voelen nu nog niet zo veel voor het koningschap. Hoe langer het uitgesteld kan worden des te beter. Trouwens, denkt de jongste zoon, mijn broer zal toch wel koning worden als oudste. Daar hoef ik me toch niets van aan te trekken?
De oude koning laat zich niet van de wijs brengen. “Ik hou van jullie allebei evenveel en daarom wil ik jullie allebei een kans geven. Ik heb een taak voor jullie”, zegt hij. De jongens kijken naar hun vader en denken dat het allemaal wel mee zal vallen. “Jongens”, zegt de koning, “jullie krijgen van mij een gouden muntstuk en daar gaan jullie afzonderlijk iets van kopen waar je de hele eetzaal mee kan vullen”. Het paleis heeft vele zalen. Een ervan is zo groot dat er wel 250 mensen in kunnen. Met kerstfeest worden er altijd veel mensen uitgenodigd. Arm en rijk, oud en jong! Al die mensen krijgen een plaats in de grote zaal waar dan gegeten, gedronken en gepraat wordt.
De jongens kijken hun vader bedenkelijk aan en de oudste zegt: “Vader, dat is geen gemakkelijke opdracht die u ons geeft. Kunnen wij dat niet later doen? Ik zou juist met mijn vrienden naar de disco”. “Ja vader”, zegt de jongste zoon, “ik zou nog op jacht gaan met een paar vrienden”. Maar de koning zegt: “Jullie moeten nu gaan, want je hebt maar een paar dagen de tijd”. En zo gebeurde het!
Beide jongens rijden op hun paarden weg. Ieder een andere kant op. “Succes hè”, zeggen ze tegen elkaar. De oudste zoon rijdt naar het platteland, hij heeft nog geen idee waar hij moet gaan zoeken en wat? Hij kijkt al rijdend wat rond of hij toevallig iets ziet. Daar komt een boer aan met paard en wagen. De wagen is hoog opgetast met hooi. Dat lijkt mij wel wat, denkt de jongen. Zoveel hooi, daar kan ik vast wel de grote zaal mee vullen.
Hij spreekt de boer aan en vraagt of hij al zijn hooi mag kopen. Al zijn hooi voor een gouden muntstuk??? De boer kijkt verbaasd. Dat beetje hooi voor zoveel geld kopen? Daar stemt hij in toe, want dat kan hij niet zomaar aan zijn neus voorbij laten gaan. Een gouden muntstuk!!! Zo, denkt de zoon, als het allemaal zo vlug gaat kan ik vanavond nog naar de disco.
Toen al het hooi wat hij van de boer gekocht had in de eetzaal was uitgestrooid was er nog niet een kwart van de eetzaal bedekt. Wat viel dat tegen! Dat is pech, dacht de oudste zoon, maar ik denk dat mijn broer er ook niets van terecht zal brengen.
Een paar dagen later komt de jongste zoon thuis. Hij zit op zijn paard en heeft een doos achter zich vastgebonden. Als hij afstapt komt zijn broer hem al tegemoet. “Is het jou gelukt om je taak te volbrengen?' vraagt hij. “Ik weet het niet”, zegt de jongste zoon. “Heb jij alles in die doos zitten?” vraagt de broer ongelovig. Een half uur later is de doos uitgepakt in de grote zaal. In de doos zaten 20 olielampjes. De jongste zoon zet de lampjes in alle hoeken en op lege plekjes neer. Samen met de bedienden vult hij de lampjes met olie en steekt ze aan. En zie.... de hele zaal wordt verlicht!
De oude koning komt kijken. Hij voelt het licht en de warmte zijn oude botten verwarmen. Ook van binnen voelt hij zich warm worden. Het lijkt wel of alles er mooier en vriendelijker uit gaat zien om hem heen. Hij gaat rechtop staan en kijkt rond. Nu weet hij zeker wie van de zoons hem op zal volgen.
Het is kerstfeest, de gasten die uitgenodigd waren kwamen de grote zaal binnen. Ze keken verwonderd rond. Wat een licht en warmte overal. Daar heeft natuurlijk de koning voor gezorgd. Hij weet wat mensen nodig hebben, warmte en licht. Het werd een gezellig kerstfeest. Er werd veel gepraat en ook werden er liederen gezongen en natuurlijk werd er heerlijk gegeten en gedronken. De koning stond op en vroeg om stilte. Dat zal de kerstwens wel zijn, dachten de gasten. Ieder jaar bedacht de koning een andere wens voor zijn volk. Het was altijd weer een verrassing wat hij te zeggen had. Maar nu had hij de gasten iets anders mee te delen.
“Ik word te oud om nog langer uw koning te zijn”, zei hij, “iemand anders moet het koningschap op zich nemen”. De gasten in de zaal begonnen allemaal door elkaar heen te praten. “Nee toch”, riepen ze. “Koning, u houdt er toch niet mee op? Wij zullen nooit meer zo'n goede koning krijgen. Nee toch!” De koning vroeg weer om stilte. “Ik ben nog niet klaar met mijn verhaal. U weet dat ik twee zoons heb. Twee goede zoons waar ik veel van hou. Één kan er maar koning worden. De oudste natuurlijk denkt u, maar ik heb beiden op de proef gesteld”.
De koning vertelt over de taak die de beide zoons voor het kerstfeest moesten uitvoeren. Onafhankelijk van elkaar. “En kijk...... mijn besluit is gevallen. Mijn jongste zoon zal mij opvolgen. Hij zal uw koning worden”. Eerst was het doodstil in de zaal, maar toen de koning zijn jongste zoon bij zich riep begonnen de gasten te klappen. De koning zal wel goed weten wat hij doet!
De oudste zoon kwam naar voren en ook hij klapte in zijn handen. Daarna sloeg hij een arm om zijn broer heen en de oude koning stond er glimlachend bij. Toen beduidde hij zijn gasten dat ze weer konden gaan zitten en hij riep de bedienden om de glazen nog eens te vullen. Nu werd het echt tijd voor de kerstwens! De oude koning schraapte zijn keel en sprak: “Er is veel licht in de zaal. Alles wat donker was wordt door het licht aangewakkerd en meegenomen. Het licht verwarmt onze gezichten. Op een eenvoudige maar doordachte manier is het licht hierheen gebracht door mijn jongste zoon. De hele zaal is ervan vervuld, zoals de opdracht luidde. Ik hoop en wens dat al mijn landgenoten, ook zij die nu nog in het donker moeten leven, veel van dit aanstekelijke licht mogen ontvangen”.
De koning hief zijn volle glas omhoog en de gasten volgden zijn voorbeeld. Zij wensten elkaar een gelukkig kerstfeest toe.