Elke ochtend steek ik een kaarsje aan bij hun foto. Ze lachen en houden elkaar vast. Gerard en Anna. Mijn man overleed in het najaar van 2017, mijn dochter in het voorjaar van 2020. Ik mis ze allebei erg, maar op verschillende manieren.
Al waren Gerard en ik vijftig jaar samen, hij bleef ‘van buiten’. Anna komt uit mijn buik. Sinds ze er niet meer is, lijkt het alsof ze weer terug in mijn lichaam is gekropen. Een jaar na de dood van Gerard ging Anna naar de huisarts van-wege een vreemd, trillend spiertje in haar hand. Mij vertelde ze niets, ze wilde me niet ongerust maken.
Op 8 januari 2019 werd er om negen uur ’s avonds aangebeld. Leuk, er komt nog iemand, dacht ik vrolijk, en deed de deur open. Daar stond Martine, mijn andere dochter, in tranen. Ze vertelde dat Anna de diagnose ALS had gekregen. Al haar spieren zouden uitvallen, tot haar ademhalingsspieren het onvermijdelijk zouden gaan begeven. De eerste tijd was onwerkelijk. Anna was levenslustig en kon zo genieten. Ze had een fijne man, een tweeling van 20. Het kon toch niet waar zijn dat haar vertrouwde leven voorbij was? Maar al na een paar maanden kon ze niet meer werken. Niet veel later ging het lopen achteruit. Praten werd brabbelen, tot haar tong het helemaal niet meer deed. Haar rechterhand werd haar lijntje naar de buitenwereld; daarmee kon ze haar spraakcomputer bedienen. Het ging allemaal erg snel. Ze had amper tijd om te wennen aan een nieuwe situatie of het volgende probleem diende zich alweer aan. Wat haar op de been hield, was haar galgenhumor. Daarmee beurde ze iedereen om zich heen op. Zoals haar vriendinnen, die haar nog overal mee naartoe namen. Weliswaar in een rolstoel, maar met naaldhakken en een strak truitje, want dat was Anna.
Tot ze steeds hulpelozer werd, alles moest vragen en zich in bed niet meer kon omdraaien. In de laatste periode was ik vrijwel elke dag bij haar. Alles heeft ze zelf geregeld: de kist, de rouwkaart, de muziek. Alleen het regelen van de euthanasie schoof ze voor zich uit. Tot ze helemaal op was. Toen was het alsnog binnen een week geregeld. Na haar overlijden ben ik lang naast haar blijven zitten. Alleen. Ik hield haar hand in de mijne. Ik voelde dat we weer een eenheid vormden. Anna stierf tijdens de eerste coronagolf. Op de dag van de begrafenis werd een erehaag voor haar gevormd die twee straten doorliep. Ik voelde me gedragen en dat is nog steeds zo. In november hebben we haar as naar Ameland gebracht. We begroeven haar op het strand, bij Paal 16, waar ook haar vader ligt. Daar stonden we, iedereen die van haar hield, met een roze lint in onze handen om ondanks de afstand toch verbonden te zijn. De zon scheen, het was prachtig.Tijdens haar ziekte heeft Anna een T-shirtlijn opgezet voor mensen in een rolstoel; een deel van de opbrengst gaat naar de Stichting ALS Nederland. Het zijn T-shirts met uitdagende spreuken, zoals ‘Red lips, high wheels’.
Ze vond haar rolstoel verschrikkelijk en wilde een statement maken. Ik zet deze erfenis voort, het is fijn om daarmee bezig te zijn. Het verdriet blijft, altijd, maar ik laat het niet de overhand krijgen. Daar is het leven te mooi voor. Maar als er ’s avonds laat wordt aangebeld, staat mijn hart even stil.”
Uw verhaal in Plus? Loopt u rond met iets wat u aan (bijna) niemand durft te vertellen?
Deel het met andere Pluslezers; dat mag ook anoniem.Schrijf naar Redactie Plus Magazine, Postbus 44, 3740 AA Baarn o.v.v. ‘Mijn verhaal’.