De allergrootste supporters van Oranje zijn natuurlijk de moeders van ‘onze jongens’. Veel trotser kun je niet zijn, als de hele wereld straks naar je eigen zoon zit te kijken.
José Ras (63), moeder van aanvaller Robin van Persie (30)
‘Na de wedstrijd sms ik: goed gedaan!’
'Robin is met de bal geboren. Elke bal die hij zag, wilde hij hebben. Ook als dat ding in de sloot lag. Op zijn kamer had hij een mand vol ballen in alle soorten en maten. Omdat hij een enorme bewegingsdrang had, ging ik ’s avonds na het eten altijd met hem fietsen. Onderweg stond een tafeltennistafel waarop we dan een fanatiek potje tafeltennisten.
Als hij daarna toch niet kon slapen, voetbalde hij in zijn slaapkamer met een zachte schuimrubberen bal. Plof, plof, plof, hoorde ik dan. ‘Dat wordt een voetballer’, zei zijn vader direct. Sport was onderdeel van zijn opvoeding. Alles waar een bal in voorkwam, kon hij goed. Het lag in de lijn der verwachting dat hij topsporter zou worden. Maar daar heb je ook een beetje geluk voor nodig.
Robin werd goed begeleid. Hij mocht op zijn 5de al beginnen bij Excelsior. Eigenlijk een jaar te jong, maar ze zagen dat hij talent had. Zo is het eigenlijk altijd gegaan, Robin voetbalde steevast met en tegen jongens die ouder waren. Dat kon hij prima aan. Ik vond het belangrijk dat hij met beide benen op de grond bleef staan. Ik hield hem op zondag ook weleens een ochtend thuis, even geen voetbal. Maar als het twaalf uur was geweest, ging hij weer met een bal onder zijn arm naar het pleintje bij ons huis.
Dat dit gedreven jongetje zijn droom heeft waargemaakt en nu aanvoerder is van Oranje, vind ik heel mooi. Natuurlijk ga ik naar het WK. Bij zo’n groot toernooi kunnen we elkaar niet zien, maar na de wedstrijd sms ik altijd: goed gedaan. Als moeder zal ik hem nooit afkraken. Ik ben er om hem te steunen. Én om van hem te genieten. Als hij lekker speelt en het publiek zijn naam zingt, ben ik trots.”
Nellie Cillessen (54), moeder van keeper Jasper Cillessen (25)
‘Ik strikte eindeloos veters, het was me nooit te veel’
‘Onze Jasper leefde als klein ventje vijf kwartier in het uur. Hij was altijd in actie. Als we naar het plaatselijke amateurelftal gingen kijken, stond Jasper niet naast me langs de lijn, maar oefende op het veld ernaast. Als ik hem kwijt was, hoefde ik alleen maar naar een bewegend stipje in de verte te zoeken. Toen hij op zijn 5de op voetbal ging, wilde hij het liefst keepen. Ik vond het beter dat hij ging voetballen, dan raakte hij tenminste zijn energie kwijt. Maar hij was niet te houden.
Ik weet nog dat ik hem als kleuter ’s morgens vroeg voor de tv vond. Met de duim in zijn mond zat hij keeperinstructievideo’s van de KNVB te kijken. Ik vergeet nooit meer zijn blije gezicht toen hij voor Sinterklaas een keepersbroek kreeg. Vallen en opstaan, vallen en opstaan, zo ging hij door de kamer. Ik geloof dat ik tien keer nieuwe kniestukken op die broek heb gezet. Ik was een moeder die er altijd voor haar kinderen was. Ik werkte niet. Ik vond het heerlijk om veel bij ze betrokken te zijn. Omdat zij altijd op de voetbalclub te vinden waren, was ik daar ook. En als je er dan toch bent, kun je net zo goed even helpen achter de bar. Of de kantine aan kant maken.
Zo werd ik ook teammanager van Jaspers ploeg. Ik vulde de wedstrijdformulieren in, zorgde dat ze allemaal schone kousen hadden en strikte eindeloos veters. Nee, het was me niet te veel. Het gevoel van sámen was me juist heel dierbaar. Als we vroeger samen naar een EK of WK keken en het Wilhelmus begon, ging Jasper staan en zong mee. ‘Ik oefen voor later’, zei hij dan. Twee jaar geleden werd hij voor het eerst geselecteerd. We hebben toen een feestje gegeven om het te vieren. Jasper is destijds niet opgesteld. Teleurstelling? Nee. Ik vond het al prachtig dat hij überhaupt bij de selectie zat.
Inmiddels heeft hij in elk geval de prachtervaring van de kwalificatiewedstrijden die hij heeft gespeeld. In Oranje loopt hij tussen grootheden als Robben en Van Persie. Dat is toch geweldig? Als hij in Brazilië speelt, zit ik op de tribune. Absoluut. Met om mijn pols de armband die ik van Jasper kreeg, met een hartje, een voetbal, een voetbalschoentje en een vlag van het Nederlands elftal eraan. Ik draag ’m altijd als Jasper speelt. Alle beetjes helpen; je weet maar nooit.”