Bijna de helft van de ouderen maakt geen of weinig plannen voor de toekomst. Dat is een beetje asociaal en je doet jezelf ermee tekort, vindt de invloedrijke gerontoloog Rudi Westendorp. Heeft hij gelijk? Geef uw mening!
En wie is Rudi Westendorp dan wel?
Hij is niet iemand die vrijblijvend maar wat roept. Prof.dr. Rudi Westendorp (1959) is hoogleraar Interne Geneeskunde en hoofd van de afdeling Ouderengeneeskunde van het Leids Universitair Medisch Centrum (LUMC). Ook is hij oprichter en directeur van de Leyden Academy on Vitality and Ageing, een kennisinstituut over vitaliteit en veroudering. Westendorp geldt internationaal als dé voortrekker op dit terrein. Hij is eredoctor van de universiteit van Newcastle. Verder is hij als expert betrokken bij de Gezondheidsraad, het adviescollege dat regering en parlement adviseert op het gebied van volksgezondheid. Rudi Westendorp is bovendien lid van de Koninklijke Nederlandse Akademie van Wetenschappen (KNAW) en zit in de wetenschappelijke adviesraad van het NIDI (Nederlands Interdisciplinair Demografisch Instituut).
Vitaliteit staat centraal in het onderzoek van de Leyden Academy. Wat verstaat u daaronder?
“Dat je gericht bent op de toekomst: ik heb een doel voor ogen, ik ga dat aanpakken en ik ben trots als het lukt. Die toekomstgerichtheid – dát is vitaliteit. Dat je het leven tegemoet treedt. Je ziet dat heel sterk bij kinderen die volwassen worden. Ik heb zelf twee dochters, ze zijn nu 19 en 20 jaar. Waar mijn vrouw en ik enorm mee hebben geworsteld, is hoe wij onze dochters verantwoordelijkheid moesten bijbrengen. Voor een 8-jarige is de wereld vanzelfsprekend. Melk komt uit de supermarkt en als je geen geld meer hebt, dan haal je toch gewoon méér geld uit de muur? Het besef van werken en een investering plegen, is er op die leeftijd nog helemaal niet. Voordat je dat voor elkaar hebt gekregen, en kinderen verantwoordelijkheid nemen voor hun eigen beslissingen, zijn ze toch al snel een jaar of 20 of ouder.”
Wat gebeurt er met vitaliteit als je ouder wordt?
“Het kan zijn dat je zoveel ellende meemaakt dat je het geloof in de toekomst verliest. Soms spreek ik mensen van wie het leven volstrekt geruïneerd is door alles wat hun overkomen is. En dan heb ik het over grote rampspoed. Slachtoffers van nodeloos geweld, uitbuiting door een partner, je hele familie verongelukt, noem maar op. Daardoor is hun zicht op de toekomst totaal weg. Ze leven dan alleen nog maar in het verleden; ze slepen het verleden mee op een manier dat het hen helemaal gevangen houdt. En dat begrijp ik. Er zijn ook mensen die een heleboel mooie dingen hebben meegemaakt, maar daar zo in blijven hangen dat ze óók tot stilstand komen en niet meer vooruitblikken. Dat zijn mensen waar ik puistjes van krijg, brrrr. Onopgemerkt en sluipenderwijs, misschien wel zonder dat ze het zich realiseren, leven die mensen eigenlijk alleen nog maar in de herinnering. Men heeft zich laten vangen door het Zwitserlevengevoel. En dan gebeurt er dus eigenlijk niets meer.”
En als het wél goed gaat?
“Dat is een feest. Dan heb je het over mensen die, met alles wat er in hun leven gebeurd is en waar ze al op kunnen teren, nog steeds de wereld tegemoet treden: ‘Wat gebeurt er morgen? Hé, daar wil ik bij zijn.’ Betrokken, belangstellend, nieuwsgierig. Naar voren kijken en de dingen zien. Eruit pikken wat je graag wilt doen, waar je je boos over maakt.”
Dus het gaat om plannen maken?
“Ja. Reële plannen maken, vanuit jouw mogelijkheden, jouw verleden en wie je nu bent.”
Maar stel dat je nú aan bed gekluisterd bent, terwijl je eerst heel actief was.
“De valkuil is dan: ik kan niet meer lopen dus ik doe niets meer. Maar waarom zou je zo denken? Dan kijk ik naar mijn buurvrouw. Zij is 80 jaar en kan niet meer schilderen omdat haar hand te bibberig is geworden. Daar kun je helemaal van in de put raken, maar zij heeft ervoor gekozen om nu weer meer gedichten te gaan lezen. Ze is dus toch weer met kunst bezig, maar op een andere manier. En ze heeft nog steeds zin in het leven.”
Staat ‘zin in het leven’ los van je gezondheid?
“Ja, dat zie ik keer op keer. En als je het niet gelooft, dan kom je maar in de spreekkamers op ons instituut kijken. We noemen het de ‘disability paradox’. Hoe kan iemand die in een rolstoel zit en helemaal afhankelijk is tóch vitaliteit uitstralen? Dat kan doordat die persoon nog steeds doelen nastreeft en die verwezenlijkt. Je moet bronnen van welbevinden hebben. Wat drijft je? Dat kan je partner zijn, je gezin, je werk, je hobby, van alles. Wat het verschil maakt, is of je dat welbevinden alleen maar uit het verleden haalt – waardoor je dus uitdooft – of dat je dóór blijft gaan met plannen maken en verkennen. Er is daadwerkelijk een gevaar als je alleen maar put uit herinneringen. Dan word je snel sip en saai.”
Wat is er mis met sip en saai?
“Als jij nu naar een onbewoond eiland vertrekt, mag je sip en saai gaan zitten zijn, want dan heeft niemand last van je. Maar anders niet. Je bent een onderdeel van de maatschappij, er zijn altijd mensen om je heen, je kunt niet zomaar afhaken. En uiteindelijk wil iedereen mensen om zich heen. Eenzaamheid ligt op de loer. Daarom móét je blijven investeren in anderen, in de samenleving. Wellicht is het op hoge leeftijd daarom wel nóg harder werken dan wanneer je jong bent.”
Mensen hebben hun hele leven gewerkt, ze krijgen nu pensioen of AOW. Die zeggen: waar bemoei jij je mee, ik heb alle recht om een saai leven te leiden.
“Je krijgt AOW vanaf je 65ste en misschien word je wel 85. Dan zou je opeens twintig jaar sip en saai mogen zijn. Waarvan je dan ook nog eens tien jaar daadwerkelijk helemaal leunt op het erbarmen van de samenleving omdat je ziek wordt, afhankelijk bent, enzovoorts enzovoorts. Waarom mag je dat zomaar opeisen zonder dat er een tegenprestatie gevraagd wordt? Dan denk ik: een 65-jarige is veel te jong om sip en saai te zijn. Als iedereen dat gaat doen, dan wordt het toch haast ondoenlijk voor de omstanders? En trouwens: sippe en saaie mensen vinden het leven op een gegeven moment ook héél vervelend, hoor. Er is niets aan om sip en saai te zijn. Je zit jezelf hopeloos in de weg met al dat klagen, zuchten, steunen en roepen dat vroeger alles beter was.”
Wat wilt u dan?
“Dit is mijn moreel appèl: je moet een bijdrage leveren aan de maatschappij. Ook na je pensioen. Het is te idioot voor woorden om die bijdrage alleen maar op te hangen aan een betaalde baan. Er valt zoveel te doen. Vrijwilligers moeten de besturen van verenigingen draaiend houden, jeugd coachen, mantelzorg verlenen. Er zijn ook mensen die zeggen: hoe durf je mensen die hun hele leven al gewerkt hebben nu weer lastig te vallen met de opdracht om toekomstgericht te zijn, plannen te maken, onzekerheid aan te gaan. Die mensen zeggen: moet ik dat allemaal ook nog eens gaan doen? Het antwoord is ‘ja’. En waarom? Omdat het deel uitmaakt van het leven.”
Maar dan moet je wel tijd van leven hebben.
“Mensen schatten hun levensverwachting vaak verkeerd in. Ze realiseren zich niet dat als je op 62-jarige leeftijd stopt met werken, je nog minstens twintig jaar verder leeft, waarvan het grootste deel waarschijnlijk in goede gezondheid. Veel mensen realiseren zich totaal niet dat je die twintig of dertig jaar die je nog voor de boeg hebt, zodanig moet inkleuren dat je er ook plezier van hebt. Als je daar niet aan werkt, worden het twintig heel vervelende jaren.”
We leven wel in een samenleving waarin iedereen boven de 50 of zelfs 45 afgeschreven wordt.
“Het is volstrekt bezopen dat wij zo met ouder wordende mensen omgaan. Wij versterken op deze manier het feit dat mensen het leven ‘afronden’ rond hun 51ste. Dat is heel pervers. Toch ben ik daar wel iets milder in geworden. Ik realiseer mij hoe snel alles gegaan is. Ik denk dat we als samenleving kampen met een echo uit de tijd dat het héél bijzonder was als je op je 52ste nog leefde. We moeten onszelf dus misschien maar even wat meer tijd gunnen. Maar dat laat onverminderd dat ik er erg boos over ben en dat het moet stoppen.”
Wat nou als je die vitaliteit écht niet in huis hebt?
“Sommige mensen lukt het niet. En natuurlijk hebben we allemaal weleens een dipje. Maar als je depressief bent, of somber, en daar niet uit komt, dan kun je ook hulp vragen. Er zijn goede cursussen voor mensen die met depressiviteit en somberheid worstelen. Het welzijnswerk en ouderenwerk in iedere gemeente zal je verder kunnen helpen.”
Lezersoproep: geef uw mening
Wat vindt ú? Heeft Rudi Westendorp gelijk of niet? Stuur uw reactie naar Plus Magazine, o.v.v. Brieven, Postbus 44, 3740 AA Baarn. U kunt ook een e-mail sturen of discussieer mee door hieronder op de knop ''Reageer'' te drukken!
Lees ook:
- Plus Magazine