Voor de slappe broeders in de tuin zijn hulpstukken onmisbaar. Romke van de Kaa over de beste pergola’s, wigwams en andere steuntjes voor planten en groenten.
De Engelse schrijfster en verwoed tuinierster Vita Sackville-West zei het al, nu bijna zestig jaar geleden: “Ik ben er niet helemaal zeker van of pergola’s wel zo geschikt zijn voor ons land. Ze druppen.” En wat voor haar land gold, geldt ook voor het onze: vooral in natte zomers zijn we beter af zonder pergola. Een plastic tuinstoel veegt u na een buitje zo weer droog maar een pergola drupt urenlang na. Wat niet wil zeggen dat ik u een pergola wil ontraden; vooral in een kleine tuin is het geen slecht idee om de hoogte in te gaan.
Maak uw pergola ook hoog genoeg. Een beginnersfout van iemand die zelf zijn tuin aanlegt, is dat hij in negen van de tien gevallen verkeerd inschat hoe groot die kleine plantjes die hij zojuist heeft aangeschaft uiteindelijk zullen worden. Het tuinpad, dat vlak na de aanleg nog te breed leek, wordt al na zes maanden geblokkeerd door overhangende planten. De vijver, die toen hij net met water gevuld was nog veel indruk maakte, groeit in een mum van tijd dicht met blad van waterlelies en oeverplanten, zodat er van het spiegelende watervlak al na een paar maanden weinig meer over is. En het ruime terras blijkt, als de omringende planten eenmaal groot zijn, nog maar plaats te bieden aan twee personen. Bij een verjaardag of een barbecueparty zitten de gasten met hun stoelpoten in de border.
Zo vergaat het ook de pergolabouwer: de pergola die, toen hij net klaar was, eerder te hoog dan te laag leek, blijkt een lelijke sta-in-de-weg te zijn waneer hij eenmaal met klimrozen is behangen. Hetzelfde zie je bij de rozenboog: daar kun je vaak alleen maar onderdoor als er geen rozen tegenaan staan. Het is ironisch, maar voor de rozenboog is de roos de minst geschikte plant. Kies liever hop, klimop, wilde wingerd of
misschien een klimhortensia. Voor een pergola zou ik kiezen voor een klimplant die zichzelf om de staanders kan winden, zoals de kamperfoelie of de blauweregen.
Het bekendste hulpstuk is de wigwam van bonenstaken. Die wordt gebruikt – het woord ‘bonenstaken’ zegt het al – voor bonen, maar iedere andere klimplant kan zich natuurlijk net zo goed langs een stok omhoog werken, bijvoorbeeld een clematis.
Veel manieren om planten te steunen zijn afkomstig uit de moestuin, zoals het rijshout dat vroeger gebruikt werd om doperwten en peulen steun te geven. Nu wordt rijshout vaker gebruikt ter ondersteuning van lathyrus, pronkwinde of dahlia’s.
Dat rijshout is een legendarisch hulpmiddel: alle tuinboeken noemen het, maar niemand weet waar je het kan krijgen. Rijshout is een overblijfsel uit de tijd dat je gewoon een willekeurig bos in kon lopen om dunne twijgen te knippen. Nu kan dat allang niet meer; de boswachter ziet je aankomen. Daarom wordt alle snoeihout vaak als plantensteun aangewend, ook al is de steun soms tweemaal zo dik als de bloemstengel.
Ook de ouderwetse bonenstaken van hazelaarhout zijn allang niet meer te krijgen. Daar staat tegenover dat er tegenwoordig wilgentenen genoeg zijn. Vroeger werden die voor het vlechten van manden en het fabriceren van zinkstukken gebruikt, maar tegenwoordig worden van wilgentenen de meest ingewikkelde plantensteunen gevlochten. Soms weet je niet wat mooier is: de plantensteun of de plant.
Wilde woekeraars
Als u een pergola bouwt, doe het dan goed. Vaak worden pergola’s van waaibomenhout gemaakt, en juist wanneer de druiven, de blauweregens en de klimrozen tot volle wasdom zijn gekomen, zijn de staanders van de goedkope pergola al weer doorgerot. Kies deugdelijk hardhout voor de palen van uw pergola en sla die palen niet in de grond, maar monteer ze op een rotbestendige stenen sokkel. Want zelfs tropisch hardhout rot betrekkelijk snel weg als het in vochtige grond staat.Maak uw pergola ook hoog genoeg. Een beginnersfout van iemand die zelf zijn tuin aanlegt, is dat hij in negen van de tien gevallen verkeerd inschat hoe groot die kleine plantjes die hij zojuist heeft aangeschaft uiteindelijk zullen worden. Het tuinpad, dat vlak na de aanleg nog te breed leek, wordt al na zes maanden geblokkeerd door overhangende planten. De vijver, die toen hij net met water gevuld was nog veel indruk maakte, groeit in een mum van tijd dicht met blad van waterlelies en oeverplanten, zodat er van het spiegelende watervlak al na een paar maanden weinig meer over is. En het ruime terras blijkt, als de omringende planten eenmaal groot zijn, nog maar plaats te bieden aan twee personen. Bij een verjaardag of een barbecueparty zitten de gasten met hun stoelpoten in de border.
Zo vergaat het ook de pergolabouwer: de pergola die, toen hij net klaar was, eerder te hoog dan te laag leek, blijkt een lelijke sta-in-de-weg te zijn waneer hij eenmaal met klimrozen is behangen. Hetzelfde zie je bij de rozenboog: daar kun je vaak alleen maar onderdoor als er geen rozen tegenaan staan. Het is ironisch, maar voor de rozenboog is de roos de minst geschikte plant. Kies liever hop, klimop, wilde wingerd of
misschien een klimhortensia. Voor een pergola zou ik kiezen voor een klimplant die zichzelf om de staanders kan winden, zoals de kamperfoelie of de blauweregen.
Bonen in de wigwam
In tegenstelling tot de natuur, waarin planten naar hartenlust kunnen leunen en hangen of als dronken feestgangers tegen elkaar kunnen vallen, heeft de tuinplant behoefte aan steun. Die steun verlenen pergola’s en rozenbogen, maar dat zijn bij lange na niet de enige hulpstukken.Het bekendste hulpstuk is de wigwam van bonenstaken. Die wordt gebruikt – het woord ‘bonenstaken’ zegt het al – voor bonen, maar iedere andere klimplant kan zich natuurlijk net zo goed langs een stok omhoog werken, bijvoorbeeld een clematis.
Veel manieren om planten te steunen zijn afkomstig uit de moestuin, zoals het rijshout dat vroeger gebruikt werd om doperwten en peulen steun te geven. Nu wordt rijshout vaker gebruikt ter ondersteuning van lathyrus, pronkwinde of dahlia’s.
Dat rijshout is een legendarisch hulpmiddel: alle tuinboeken noemen het, maar niemand weet waar je het kan krijgen. Rijshout is een overblijfsel uit de tijd dat je gewoon een willekeurig bos in kon lopen om dunne twijgen te knippen. Nu kan dat allang niet meer; de boswachter ziet je aankomen. Daarom wordt alle snoeihout vaak als plantensteun aangewend, ook al is de steun soms tweemaal zo dik als de bloemstengel.
Ook de ouderwetse bonenstaken van hazelaarhout zijn allang niet meer te krijgen. Daar staat tegenover dat er tegenwoordig wilgentenen genoeg zijn. Vroeger werden die voor het vlechten van manden en het fabriceren van zinkstukken gebruikt, maar tegenwoordig worden van wilgentenen de meest ingewikkelde plantensteunen gevlochten. Soms weet je niet wat mooier is: de plantensteun of de plant.
Klimplant niet vlechten
Tegen muren wordt nog altijd het klassieke latwerk gebruikt dat met een mooi woord treillage wordt genoemd. Het is de bedoeling dat klimplanten tegen dit latwerk worden aangebonden, maar niet iedereen heeft altijd touw of raffia in zijn zak en daarom hebben veel tuiniers de neiging om de stengels van een klimplant maar even achter de lat te duwen. Om een paar maanden later tot de conclusie te komen dat de ranken van de klimplant met geen mogelijkheid meer zijn los te krijgen en de treillage gesloopt moet worden om de klimplant tot de orde te roepen.