De kwestie: Werknemer eist ondanks de crisis de gebruikelijke eindejaarsbonus. Waar: Kantonrechter Dordrecht.
Schokdemperfabrikant Koni in Oud-Beijerland zorgt al jaren goed voor het personeel. Niet alleen aan het eind van het jaar krijgen de ruim zeshonderd medewerkers een bonus van €1000, ook in maart is er zo’n extraatje. Opgeteld gaat het om circa €2000 per jaar. Al jarenlang. Totdat de crisis ook hier toeslaat. De winst daalt van 6 naar nog geen 2 procent. Er moeten zelfs tweehonderd personeelsleden uit. Die jaarlijkse bonus zit er volgens de directie dus even niet in.
Dat pikt één van de medewerkers niet. Hij ziet de bonus na al die jaren als een verworven recht en heeft daar zijn uitgavenpatroon op aangepast. De vakantie is bij wijze van spreken al geboekt. De medewerker laat zijn ongenoegen aan de werkgever merken. Die maakt na wat rekenwerk nog een gebaar en stelt een bonusje van €300 in het vooruitzicht. Niet genoeg, oordeelt de medewerker. Hij schakelt een advocaat in en stapt naar de rechter.
Daar betoogt hij dat er nog steeds winst wordt gemaakt, dat het een geringe bezuiniging is en dat de directie nog wél bonussen aan zichzelf uitkeert. Ook zijn er collega’s van 48 jaar en ouder die wel een bonus krijgen. Dat klopt niet!
De advocaat van Koni zegt dat die oudere collega’s wel een bonus krijgen omdat ze een hogere pensioenpremie moeten betalen. Dat er bonussen aan de directie zijn uitgekeerd, kan de werknemer niet bewijzen. En of de bezuiniging hout snijdt, is aan de directie. Niet aan verbolgen personeelsleden. Bovendien is er een gratificatieregeling waarin staat dat de directie jaarlijks in overleg met de ondernemingsraad beslist of er een extraatje wordt uitgekeerd en zo ja, hoe hoog die dan is.
Dode letter
Ja, maar die regeling stelt niets voor omdat in de praktijk steeds twee keer een bonus van zo’n €1000 werd uitgekeerd, probeert de werknemer nog. Dat verworven recht weegt zwaarder dan een dode letter van een regeling. Maar dan komt de advocaat van Koni met een aan het personeel gerichte brief uit 1991, waarin nog eens wordt benadrukt dat ‘de directie de hoogte van de gratificatie vaststelt’. Het bewijs dat het geen dode letter is.
De rechter is overtuigd. Er is een duidelijke ‘levende’ regeling en het feit dat een werknemer ergens op rekent, betekent niet dat hij er ook recht op heeft. De eis wordt afgewezen en het kerstbonusje van €300 kan de medewerker mooi gebruiken om €350 proceskosten te betalen.