Mijn man, mijn held

“Wie is úw held van 2011?”, vroegen we u. Farida Goedel koos voor haar man Jan: “Ik vind het ongelooflijk knap dat hij als medeaanklager in het Demjanjuk-proces de confrontatie met zijn verleden is aangegaan.”

Farida Goedel las drie jaar geleden de oproep van de Stichting Sobibor waarin nabestaanden van Sobibor-slachtoffers werd gevraagd te getuigen in het proces tegen kampbewaker John Demjanjuk (91). Toen zij deze tekst aan haar man voorlegde, aarzelde hij geen moment. “Hij moest dit doen”, vertelt ­Farida. “Hij was nog maar 3 jaar toen zijn ouders werden weggevoerd. Dit was zijn enige kans om nog iets voor ze te kunnen betekenen. Hij had de moed om weer door die pijn heen te gaan, allemaal voor zijn ouders en familieleden die in Sobibor werden vermoord.”

Gespannen en kalm

Jan Goedel is Joods. Hij bracht de oorlog door in een Fries boerengezin en groeide na de oorlog samen met zijn jongste broertje op bij twee zussen in Ede. In april van dit jaar vertelde hij als een van de twaalf medeaanklagers aan de rechtbank in München hoe de moord op zijn familie hem getekend heeft. “Ik heb het thuis eindeloos voorbereid”, zegt hij. “Ik wilde duidelijk maken dat de oorlog mij heeft beschadigd voor het leven. Ik ben erdoor op mijn 48ste in de WAO terechtgekomen.

Inmiddels gaat het best goed met me, maar de oorlog is altijd op de achtergrond aanwezig. Dat vind ik heftig. Je wilt het niet, maar je hebt geen keus. Aan de andere kant: ík lééf nog. Mijn twee broertjes en ik werden gered door het verzet. Wij konden verder met ons leven, hoe moeilijk dat soms ook was. Onze ouders en 28 andere familieleden die in mei 1943 in Sobibor werden vergast, kregen die kans niet. Het was voor mij heel belangrijk om daar in die rechtbank te zeggen dat ik Demjanjuk medeschuldig acht aan moord op mijn vader, moeder, mijn grootouders van vaderskant, mijn grootmoeder van moederskant en overige familieleden. Ik wilde hun namen noemen, zodat ze een gezicht kregen.”

Op 14 april was het moment daar. “Ik wilde het zó graag goed doen, rustig, gedoseerd en verstaanbaar, dat ik door de spanning nauwelijks naar de aanklachten van de anderen heb geluisterd”, herinnert Goedel zich. “Toen mijn naam werd genoemd, was ik gespannen, maar ook kalm. Ik stond op, liep naar de katheder en deed mijn verhaal in het Duits. Het ging goed. Het móest ook goed. Ik had maar één kans. Toen ik de namen van mijn familieleden noemde, schakelde ik mijn emoties uit. Ik wilde sterk blijven. Toen ik klaar was en naar die vent keek, die drie meter verderop in een bed lag, klapte ik in elkaar. Opeens drong tot me door wat ik daar stond te doen. Ik was even helemaal weg. De arts van Demjanjuk vroeg of hij me kon helpen. ‘Nein danke’, zei ik. Ik had geen hulp nodig. Het was gelukt, ik had mijn familie een gezicht gegeven.”

Gevoel van saamhorigheid

Het proces bracht Jan Goedel, die weinig contact meer heeft met zijn broers, ook herkenning. “Ik raakte aan de praat met mensen die hetzelfde hadden meegemaakt. Dat was bijzonder, fijn ook. Buitenstaanders snappen vaak niet hoe de oorlog mij heeft gevormd, maar hier vond ik herkenning. Een gevoel van saamhorigheid.”

Die verbondenheid kreeg vorm op de dag van het vonnis: op 12 mei 2011. “Normaal zaten de medeaanklagers achter de advocaten, maar nu vroeg de hoofdadvocaat ons één rij te vormen”, vertelt Goedel. “Gewoon door elkaar, náást elkaar. Toen de rechtbank binnenkwam, stonden wij daar. Eén lange rij van verbondenheid. Normaal zei de rechter dat iedereen moest gaan zitten, maar dat deed hij niet. Het enige wat hij zei was dat Demjanjuk uit zijn bed moest komen om in het beklaagdenbankje plaats te nemen. ‘Pet en bril af en kijk me aan’, verzocht hij hem. Dat gaf heel veel voldoening. Nu moest Demjanjuk met de billen bloot. Eindelijk. Weg met het respectloze theater van gekreun en gesteun dat hij alle zittingen had opgevoerd.”

Ik huilde, maar het was goed

Als aan de grond genageld luisterde Goedel naar de veroordeling. “Vijf jaar gevangenisstraf. Er kwam een groot gevoel van genoegdoening en gerechtigheid over me. De rechtbank heeft onze getuigenissen meegenomen in zijn besluitvorming. Het gaf een heel fijn gevoel dat hij ons serieus had genomen.

We mochten gaan zitten. Opnieuw spanning: de motivering van het vonnis. Ik had er niet op gerekend dat de rechter alle namen van familieleden van de medeaanklagers ging voorlezen. Ik schrok ervan. De rechter noemde bij elke trein welke familieleden erin zaten. Dan weet je dat jouw trein ook gaat komen. Toen het zover was, kwam de ontlading. Ik huilde, maar het was goed. Alles kwam samen in het vonnis: de pijn, de moeite en het onbegrip. Maar ook de gerechtigheid. Het is geen wraak, dat bestaat niet. Er kan niets op tegen wat hij deed. Maar het recht heeft gezegevierd, dat zeker.”

John Demjanjuk is in hoger beroep gegaan. Als dit voor de rechtbank komt, zal Jan Goedel het op afstand volgen. “Het kan me eigenlijk niet zoveel meer schelen. Hij is medeschuldig bevonden aan de moord op mijn familie, dat is belangrijk. Dat ik hieraan mee heb kunnen werken, is zeer bevredigend. Er is meer rust in mijn leven gekomen. Na de uitspraak hebben mijn vrouw en ik een gat gegraven in de tuin en daar een krant met de foto van Demjanjuk in gegooid. Die krant symboliseerde alle narigheid die het proces heeft opgerakeld. Weg ermee. Ik wil niet dat het me verder nog in de greep houdt. Beslist niet. Daar vecht ik tegen.”

Lees ook:

  • Oproep: hand- en spandiensten van familieleden in het verpleeghuis
  • Stelling: Griekenland moet de acht miljard noodhulp krijgen
  • Lief & Leed: ruzie over de verdeling van moeder's inboedel
Bron 
  • Plus Magazine