De bewoners van het Noord-Hollandse Warder vormden een eigen hypotheekbank. Ze sprokkelden €700.000 bij elkaar om het dorpshuis te redden. Daar zitten nu het café, twintig dorpsverenigingen, de huisarts, de fysiotherapeut, het filmhuis en de kinderopvang.
Het dorp
Het 19de-eeuwse kerkje van Warder is al van kilometers afstand te zien. De weg naar de dorpskern voert langs karakteristieke vrijstaande huisjes en monumentale stolpboerderijen. Leilindes en knotwilgen vervolmaken het dorpsgezicht. Warder, een fris lintdorp in de polder, ligt aan het Markermeer, op veertig autominuten van Amsterdam. Liefdevol verzorgd tot in de kleinste details. Goed gepoetst en strak in de verf, maar niet tuttig. Als je wilt onthaasten, moet je hier zijn. Druk wordt het alleen in de zomerse weekeinden aan de IJsseldijk. Dan stroomt de hele streek naar het openluchtbad – in het IJsselmeer – dat door vrijwilligers uit Warder wordt gerund. Op zulke dagen staat de dijk vol auto’s en liggen er honderden badgasten in het water.De leegloop
Eeuwenlang was Warder een stil plaatsje dat door water gescheiden én verbonden werd met de buitenwereld. De landerijen waren alleen per boot bereikbaar. De grote veranderingen kwamen pas in de jaren zestig van de vorige eeuw, met de ruilverkaveling die het dorp voor de buitenwereld ontsloot. Warder werd geleidelijk rijker. De jeugd vertrok bij gebrek aan werk en betaalbare woningen, de bevolking werd ouder. ‘Import’ stroomde binnen op zoek naar rust en ruimte. Met de stijgende welvaart en de groeiende concurrentie van kiloknallers en grote supermarkten in de streek, verdween de middenstand uit Warder. Vijftien jaar geleden waren er nog twee kruideniers, twee bakkers, een slager en een SRV-man. Allemaal weg nu. Warder paste zich zonder morren aan; tegen de tijd dat de laatste winkelier de rolluiken definitief liet zakken, had bijna iedereen een auto voor een boodschappenritje naar Oosthuizen, een dorp vier kilometer verderop.Wanneer hier voor het laatst gelovigen naar de kerk gingen, weten zelfs geboren en getogen dorpelingen niet meer zeker. Was het 35 jaar geleden? In elk geval hebben de dorpelingen ergens in de jaren zeventig het leegstaande kerkje van de ondergang gered. Vrijwilligers timmerden, zaagden, voegden de gevel, vernieuwden het dak en vervingen de dakgoten. Het godshuis werd een sportzaal. En een keer per jaar werd een grote rommelmarkt voor de ‘sportkerk’ georganiseerd; met de opbrengst werd het jaarlijkse onderhoud bekostigd.
Uitgerekend hier, in het hart van het dorp, ontbrandde drie jaar geleden een richtingenstrijd. De gemeente zette de leegstaande oude school naast de kerk te koop. Maar tegenover de school worstelde café Het Wapen van Warder al een tijdje om het hoofd boven water te houden. De kroeg bood onderdak aan de toneelvereniging en aan de biljartclub. Als de school in particuliere handen zou komen en tegelijkertijd Het Wapen op de fles zou gaan, zou het hart van Warder voor de dorpsgemeenschap verloren gaan. Dat nooit, besloten een paar actieve bewoners.
Het gouden idee
Er kwam een plan om de dorpskern nieuw leven in te blazen, even slim als eenvoudig. De Stichting Cultureel Erfgoed Warder – in de persoon van architect Henri Leloup – lanceerde het idee om de Victoriaanse oude school aan te kopen en grondig op te knappen. Het pand kon dan een nieuw dorpshuis worden waar alle twintig verenigingen van Warder een plekje konden vinden. Een biljartje leggen, een disco houden of een toneelstuk opvoeren, vergaderen of een biertje drinken: het zou allemaal mogelijk moeten zijn. De huisarts en de fysiotherapeut konden er spreekuur houden en ook de naschoolse opvang zou er worden gehuisvest.Om de exploitatie sluitend te krijgen, moest de cafévergunning van Het Wapen naar de opgeknapte school verhuizen. Dan kon het dorp óók zijn eigen café houden. Hoe mooi het ook leek, het plan stuitte op fel verzet. Misschien omdat het van een import-bewoner kwam. Maar in elk geval omdat het idee met zich meebracht dat het oude dorpshuis gesloopt zou worden. In die oude keet was al veel werk en liefde gestoken en de clubjes die er zaten, waren niet van plan hun stek zomaar op te geven. Even leek het erop dat een oorlogje ging ontstaan tussen de import en de autochtone dorpelingen. Pas toen Piet Visser – volgens sommigen de informele burgemeester – zijn zegen gaf, werd het pleit geslecht. Hij was als jongeman al betrokken bij de redding van het kerkje. Nu wilde de inmiddels gepensioneerde aannemer wel zijn schouders zetten onder de restauratie van de oude school. Het gebouw was verwaarloosd, zo constateerde Visser na een eerste inspectie. De kozijnen waren verrot en het lekte. Maar de constructie was goed. Het plan leek de moeite waard.
De reddingsoperatie
Wat er toen gebeurde, mag zonder overdrijven uniek worden genoemd. Dorpelingen vormden als het ware een eigen hypotheekbank om het plan te realiseren. De aankoop van de oude school bedroeg twee ton. Daarnaast was een half miljoen nodig om het pand te restaureren en aan te passen, óók als al het werk door vrijwilligers werd uitgevoerd. Zes inwoners van het dorp leenden twee ton aan de stichting Behoud Oude School om het pand aan te kopen. Nog eens zeven inwoners brachten anderhalve ton op voor de verbouwing. De dertien dorpelingen verstrekten deze lening van €350.000 in principe voor een periode van drie jaar en tegen een rente van 4,5 procent. Van fondsen en van de provincie kwam €250.000. De resterende €100.000 werd bij elkaar gesprokkeld door donaties. Voor omgerekend €1000 per inwoner werd Warder eigenaar van het eigen dorpshuis. Architect Leloup tekende het plan, aannemer Visser voerde het met een vaste ploeg vrijwilligers uit. Naar schatting zijn 250 van de 700 dorpelingen betrokken geweest bij het realiseren van het nieuwe dorpshuis. In september 2008 kon de opgeknapte oude school in gebruik worden genomen.De goede afloop
Warder is trots op zijn nieuwe dorpshuis: het is een mooi, sfeervol gebouw geworden met onder andere een theaterzaal, twee vergaderruimten en een eetcafé. Een meer dan uitstekende ruil voor de zwartgeteerde houten keet waar het dorpshuis eerst in was gehuisvest. Bovendien zijn nu alle verenigingen onder één dak gekomen, waardoor het rijke verenigingsleven van het dorp tot volle bloei kan komen. Er zijn zelfs activiteiten bij gekomen, zoals het Filmhuis. Voor de exploitatie van het café is een Amsterdams echtpaar aangetrokken. Het enige waar sommige dorpelingen aan moeten wennen, is dat nu ook echt een commerciële prijs voor de koffie of een biertje moet worden afgerekend.Afgelopen voorjaar was er een evaluatie over de redding van het dorpshuis. Een lid van de stichting Dorpshuis prikte aan de ‘plus-kant’ van het beoordelingsbord een kaartje met de tekst: ‘Een landelijk voorbeeld van wat een dorp kan’. De Heidemaatschappij dacht daar kennelijk ook zo over. Die kende Warder voor het project een leefbaarheidsprijs toe. De trofee die hoort bij deze ‘Kern-met-Pit Prijs’ pronkt nu in het eetcafé van het dorpshuis.