Reisverslag: Canada, 47 graden onder nul

Dit kan niet waar zijn! De tweede keer kijk ik langer, nauwkeuriger. Maar het staat er echt, en al kampeer je je halve leven in de sneeuw: je schrikt toch. 47 graden onder nul!

Over dit soort temperaturen doen sterke verhalen de ronde; verhalen die zelfs hier in het noorden van Canada binnen bij de kachel verteld worden, want als het kwik beneden de min veertig zakt, dan – en dat weet iedereen boven de poolcirkel – heb je buiten niks te zoeken. Plastic breekt als brosse koek en blote huid bevriest in vijftien seconden.

Ik lig in mijn slaapzak...

met twee wollen lagen lang ondergoed, daarover een donzen bodywarmer, een donzen jack, een donzen broek, vier paar wollen sokken met daarover weer een stel donssloffen en op mijn hoofd een bontgevoerde muts. Want ik ben dus wél ‘buiten’, al lig ik dan in een tent. En ik ben ook nog eens moederziel alleen midden in de enorme delta van de Mackenzie-rivier, die met al zijn bevroren zijtakken, meren en moerassen circa vijftig kilometer breed is.

Hoewel. Niet écht alleen. Naast mij ligt, opgekruld tot een harige bol, een husky die zo wit is als het Canada van buiten mijn tent. Geen Canadees die zo’n beest mee de tent in neemt: een sledehond hoort in de sneeuw. Maar voor mij is dit niet gewoon een sledehond, het is een vriend. Het maatje waarover ik al jaren heb gedroomd.

Een grote wildernistocht met een husky maken: dat idee zwierf allang ergens in mijn achterhoofd. Maar ik had geen hond, en eerlijk gezegd leek me het ook niks voor doordeweekse dagen. De oplossing was dus een hond lenen en na afloop weer terugbrengen. Lenen, dat kon in Inuvik bij een kennel met dertig witte sledehonden. Nu ligt Inuvik aan de Noordelijke IJszee, bij de monding van de Mackenzie-rivier in het uiterste noorden van Canada, een aardig eindje weg, maar dat vormde geen probleem. Uniek was namelijk dat het überhaupt gelukt was iemand te vinden die me een husky wilde lenen. Voor een hele maand. Dus mijn tijd hier met sledehond Herschel is beperkt. En zo intens dat ik na een halve week al smoorverliefd ben.

Overdag stappen we samen langs eindeloze sparrenbossen, over ijsrivieren die zich bocht na bocht door de Mackenzie-delta slingeren. Als je van plan bent om enkele weken volledig op jezelf door de witte wildernis te trekken – geen winkels onderweg – dan past je proviand niet in een rugzak. Dus trek ik een slee van ruim honderd kilo achter mij aan en Herschel trekt mee. De stilte hier is tastbaar. Onze adem hangt in wolkjes om ons heen. Onze sporen kruisen die van wolven en elanden.

We trekken die slee door de sneeuw, uur na uur, slechts onderbroken door korte pauzes waarin Herschel tegen me aan leunt en we allebei wat eten. Of het door de scherpe kou komt, het besneeuwde landschap of de immense verlatenheid, onze band wordt met de dag sterker. En al voer ik geen gesprekken met hem, er is meer communicatie dan ik met een dier ooit voor mogelijk had gehouden. Als hij voor me uit loopt, trekkend aan de lijn die mij met hem en de slee verbindt, dan kijkt hij zo nu en dan even achterom. Oren rechtop, staart eveneens. Alsof hij zeggen wil: mooi hè baas, dit leven. Soms houdt hij even op met trekken en komt naast me lopen, schurkt kort tegen mijn been. Tijd voor een knuffel, baas. Stiekem moet ik lachen; dit doet een Canadese sledehond niet. Maar ik vind het prachtig. Deze tijd moet voor ons beiden goed zijn. Dus stop ik, woel mijn want door zijn dikke vacht en geef hem dan een speels duwtje naar voren waarna hij weer vooruit loopt en mee trekt.

Voor de schemering...

invalt, zet ik de tent op, en als we allebei gegeten hebben, rolt Herschel zich op tot een balletje en kruip ik, volledig aangekleed, mijn slaapzak in. De nachten zijn het zwaarst. Je valt niet zorgeloos in slaap terwijl je erbij ligt als een piepkleine Iglomaaltijd in een wel heel grote ijskast. Bovendien is de stilte – datzelfde ‘niets’ dat overdag geweldig is – in het pikkedonker juist bedreigend. Want voortdurend lig je te luisteren of de wolven al rond je tent sluipen. Maar Herschel zal ze horen, eerder dan ikzelf. Daar moet ik op vertrouwen.  

Missing media-item.

In die ijskoude duisternis...

vraag ik me natuurlijk af wat ik hier in hemelsnaam doe. Waarom ik zo nodig dat hele eind van Inuvik naar Old Crow moet lopen, een klein en geïsoleerd dorp waar een handvol indianen wonen die ik geen van allen ken. Maar ondanks dat de rijp centimeters dik aan mijn tent hangt en het kwik zo diep is gezakt dat de kleinste handeling met dikke wanten aan een kwelling wordt, desondanks is er de voldoening dat ik dit avontuur toch maar mooi ben aangegaan. Bewust alle luxe die het dagelijkse leven biedt, de veiligheid en het gemak, de rug toekeren: het is zeker niet eenvoudig. Ik geloof dat de wildernis vol waardevolle lessen zit. Nergens leer ik bijvoorbeeld beter luisteren dan in deze stilte. Ik hoor de sneeuw veranderen. Hij kraakt en piept niet meer zoals de eerste anderhalve week, maar zucht en ploft onder ons gewicht. Herschel en ik krijgen steeds meer moeite om de slee verder te sjorren; het is of we het gevaarte door rul zand slepen. Er zijn te veel dagen bij waarin we na tien uur lopen de tent krap vijf kilometer verderop opzetten. En dat is een probleem. Want ik heb niet genoeg eten mee om weken langer onderweg te zijn. 

De beslissing om mijn route te wijzigen, om níét mijn maandenlang zorgvuldig voorbereide plan voor Old Crow uit te voeren, is een keiharde beslissing. Vreselijk moeilijk. Want ik zou het best kunnen wagen. Maar ik weet: de gok is groot. Altijd aan de veilige kant blijven, dat is wat me tot nu toe zo ver gebracht heeft. Dus buig ik af naar Fort McPherson, een gehucht dat aan de Dempster Highway ligt en waarvandaan ik een lift terug naar Inuvik moet zien te krijgen. Opnieuw een waardevolle les, want luisteren naar de natuur in plaats van naar de eigen agenda deukt menig ego. 

Nog ruim een week heb ik nodig om door de diepe sneeuw naar Fort McPherson te ploegen, maar nu de enorme druk is weggevallen van de veel langere route naar Old Crow, heb ik meer rust. Wat zich vertaalt in extra tijd – tijd om met Herschel te spelen. Zodra de tent staat en de slee is uitgepakt, komt hij uit zijn zelfgegraven sneeuwkuil overeind, en wat ik ook aan het doen ben, hij zorgt ervoor flink in de weg te lopen. Mopperen is geen optie, want zijn blauwe ogen en vrolijke kwispelstaart zijn onweerstaanbaar. We spelen en rennen tot we beiden warm en moe zijn en ik een onweerstaanbare trek in eten heb. Ik duik de tent in om de brander aan te steken. Herschel scharrelt nog even rond de tent, bakent een onzichtbare grens af met een tiental plasjes en steekt een kwartiertje later zijn snuit om de hoek van de tentopening. Maar hij blijft geduldig wachten tot ik de pannen opzijgeschoven heb, en pas op mijn ‘okay’ duikt ook hij de tent in en installeert zich achter me op mijn mat (hij heeft een eigen mat, maar die is duidelijk niet favoriet). En terwijl ik sneeuw smelt tot heet water voor mijn gevriesdroogde spaghetti en zijn vette brokkensoep, ligt hij luidruchtig te snurken. Dierbare momenten. Alsof we al honderd jaar samen zijn. Is dit écht een leenhond? Wie heeft dát bedacht?! Ik zie als een berg – nee, als een Mount Everest – op tegen het moment waarop ik afscheid van hem moet nemen.

Eenmaal terug in Inuvik blijkt dat afscheid nemen nog vele malen erger dan ik me had voorgesteld. De kennel van Arctic Chalet telt dertig husky’s en de eerste keer leken al die witte honden identiek. Nu bij terugkomst zie ik 29 honden en al zijn ze net zo wit als Herschel, ze lijken geen millimeter op hem. Het moment is daar dat ik hem terug in zijn hok moet doen. Staart tussen de poten, snuit omlaag, oren plat. Ik aai hem een laatste keer. Die blauwe ogen, kijken ze verwijtend, teleurgesteld? Of is het de weerspiegeling van wat ik zelf voel?

Op dat moment doe ik een belofte, zonder woorden en alleen in hondentaal. Wacht op me, want ik kom terug en neem je voor altijd mee. Ik weet zeker dat mijn man Frank dat zal begrijpen.

Zonder Herschel

stap ik in het vliegtuig en zie opnieuw de bevroren Mackenzie-delta, dit keer vanaf boven. Dan volgen de prachtig witte Richardson Mountains, de bergketen die ik wilde oversteken. Een uurtje later sta ik in Old Crow. Alleen heel anders dan gewenst, want wie per vliegtuig reist, kent het land niet. Het land waar de indianen van Old Crow al eeuwenlang jagen. Old Crow ligt ver boven de poolcirkel, van wegen afgesneden, midden in de Arctische wildernis van het noordwesten van Canada. De pakweg tweehonderd indianen van de Vuntut Gwitchin First Nation kennen de tekens van dit land. Zij weten exact wanneer de kariboe aan zijn massale trek naar het noorden begint, want al is ook hier de moderne tijd doorgedrongen, de natuur staat nog altijd in hoog aanzien.

Een van de dorpsoudsten geeft me een canvastent om zolang in te wonen, voorzien van een houtkachel. Nog geen vijftig jaar geleden leefden alle Vuntut Gwitchin in canvastenten, en ik leer – net als de Vuntut Gwitchin vroeger – de tentgrond met sparrentakken te bedekken, en rivierijs te breken om smeltwater te maken op het houtvuur. Ik heb het er geweldig naar mijn zin. Op één ding na. Herschel.

Ik voel me onthand zonder die grote witte wolf om me heen. Nu we gescheiden zijn, merk ik nog meer hoe sterk we verbonden waren. Ik kan hem simpelweg niet uit mijn hoofd zetten. Zie ik een span husky’s voorbijrazen over de Crow-rivier, dan krimpt mijn hart samen, al zit er niet eens een witte husky tussen. Ik bezoek de dorpsoudsten en luister naar hun verhalen. En als Dick Nukon, een prachtig ge-rimpelde elder met glimoogjes, over mijn eenzame tocht met Herschel hoort, pakt hij mijn hand, kijkt me ernstig aan en citeert dan de woorden van een oude sjamaan: “The only true wisdom lives far from mankind, out in the great loneliness…” 

’s Avonds, in mijn eentje in de canvastent bij de houtkachel, maak ik plannen voor Herschel in Nederland. Want eenvoudig is het niet. De juiste papieren, de goede inentingen, een intercontinentale vlucht, een reisbench. Het kost tijd en natuurlijk ook geld. Pas drie maanden later, hartje zomer zelfs in Inuvik, is alles rond. Dus vlieg ik opnieuw naar Inuvik, en hoe dichter ik het eindpunt nader, hoe wilder de vlinders in mijn buik tekeergaan. Ik zou het wel hardop door het vliegtuig willen schreeuwen: “Mensen, ik ga mijn husky ophalen!” 

Pas bij de laatste stappen richting zijn hok – de 29 andere witte honden keur ik geen blik waardig – slaat de twijfel toe. 

Zou Herschel me nog wel herkennen? Wat als hij niks van me wil weten?

Zenuwachtiger dan bij mijn laatste sollicitatie open ik zijn hok. Een witte tornado springt tegen me aan, likt mijn gezicht en jankt. Jankt zo hartverscheurend diep dat ook ik volschiet. En weg is alle twijfel. Herschel weet dat ik voor hem gekomen ben. Sindsdien zijn we onafscheidelijk.

Missing media-item.

Canada praktisch

Lezing Into The White
Jolanda Linschooten geeft multimedia-presentaties over haar tocht met Herschel en haar verblijf in Old Crow. Wilt u een lezing bijwonen? Kijk op www.outdoorfoto.nl
voor meer informatie.

De witte husky’s uit Inuvik
Jolanda’s poolhond Herschel komt van Arctic Chalet, een van de weinige sledehondenkennels in Canada die uitsluitend witte husky’s fokken. Arctic Chalet is tevens een Bed & Breakfast waar blokhutten te huur zijn en waar je onder begeleiding korte of lange sledehondentochten kunt maken. www.arcticchalet.com

Bron 
  • Plus Magazine