Relax, hier zie je alleen Bambi's

Geen risico op malaria, geen gevaarlijk groot wild, wel het mooiste wat Zuid-Afrika te bieden heeft. Giraffen in de tuin, een zwembad onder handbereik, en veilig wandelen, fietsen of joggen door de bush. En voor de Big Five ga je naar het naburige park.

''O breng my trug naar die ou Transvaal, daar waar myn Sarie woon…'' Het liedje gonst onophoudelijk door mijn hoofd als we buiten ­Johannesburg koers zetten in noordoostelijke richting. Dat het vroegere Transvaal een aparte plek had in de harten van de Afrikaners valt ook nu nog goed te begrijpen. Velden van goudgele suikermaïs wuiven in de wind en een diepgroene deken van acacia’s golft voor ons uit, over valleien en heuvels, tot aan de Waterbergen in de verte. Aan de voet van deze ‘wolkenvangers’ was het goed boeren; veel beter dan elders in dit droge land. En daar grazen nu de zebra’s van Kololo Game Reserve.

Missing media-item.

Essentiële luxe

“Welkom, het jy ’n goeie reis gehad?” Het Afrikaans van Elize Oosthuizen is even vriendelijk als de glimmende oogjes van deze blozende blondine. Samen met haar man Richard vormt ze het management couple van Kololo. Mijn onderkomen is een rustiek natuurstenen chalet met een rieten dak. Couleur locale, maar wel met essentiële luxe. De eerste verrassing: tussen de bomen door, aan de rand van de bush, zie ik gnoes lopen. En als ik het gazon oversteek naar het terras van het restaurant schieten verraste impala’s voor mij uit. Het terras is zo’n plek waar je wilt neerstrijken met een boek en de rest van de dag blijven. Voor mij strekt zich kilometers ver de savanne uit, omgeven door beboste heuvels. Elize wijst naar het bos aan de overkant van de beek, waar twee giraffen als hoogwerkers door de bomen bewegen.

[ITEMADVERTORIAL]

Ober Jacob brengt mij een heerlijk koel Castle-biertje. Hij straalt van oor tot oor, alsof hij er aanstonds zelf van gaat genieten. Alle staff – personeel voor keuken, schoonmaak en park­onderhoud – is gerekruteerd uit de lokale zwarte bevolking, vertelt Elize. Niet dat je hier iemand kunt vinden met een kelnerdiploma of ervaring met giraffen. Training on the job dus. “Wij willen de locals laten meeprofiteren van ons succes. Bovendien: zij liepen hier als kind met hun geiten rond. Als er een nieuwe waterput moet komen, weten zij waar je moet boren.”

giraffe

“Ken je de Small Five?”, vraagt Richard. Hij hurkt, peutert met een takje in de grond en tovert een klein insect tevoorschijn. “De ­mierenleeuw. Hij maakt een valkuiltje in het zand en wacht tot er een mier in tuimelt. Wie weet zien we vandaag ook de neushoorn­kever, ­luipaardschildpad, olifantspitsmuis en buffelwever – een vogel.”

Kleine dieren met grote namen, die verwijzen naar de Big Five, de vijf imposantste dieren van de savanne: buffels, leeuwen, luipaarden, neushoorns en olifanten. Richards boodschap is duidelijk: wie het kleine niet eert…

Te voet door de bush

We maken een ochtendwandeling langs de Sterkstroom, een riviertje dat dwars door ­Kololo stroomt. De schaduw van twee grote vogels glijdt over ons heen. Zonder op te kijken zegt Richard: “Afrikaanse visarenden. Dit paartje broedt op de rotswand achter de lodge.”

In andere gebieden is dit ondenkbaar: te voet door de bush dwalen. Want onvoorziene ontmoetingen met olifanten, neushoorns of leeuwen kunnen een vroegtijdig einde van de vakantie betekenen – of erger. Maar op Kololo kun je met gerust hart wandelen of mountainbiken, en binnenkort ook paardrijden. “Want de Big Five hebben wij hier niet. Bewust niet”, zegt Richard, terwijl hij verder loopt, slalommend om de zoet geurende acacia’s. Hij stopt. “Correctie: één ervan wel.” In het zand staan afdrukken van heel grote poezenpoten. Richard bestudeert ‘de spoor’, zoals het hier heet.

Missing media-item.

“Luipaard, mannetje. Pakweg drie jaar oud. Luipaarden zijn niet gevaarlijk voor mensen. Gelukkig maar, want ze zijn met geen hekwerk binnen of buiten te houden.” Even later springt een steenbok, een kleine antilope, uit de struiken. “Lucky bastard,” mompelt Richard, “de luipaard was hier een uur geleden nog.”

Bambi-ogen

Missing media-item.Maar ook Kololo heeft groot wild, ontdek ik bij mijn eerste uitje in de Landcruiser. Gids Jan-Hendrik zit achter het stuur. We worden vergezeld door vijf giechelende tienermeiden die vooral aandacht hebben voor elkaars mobieltjes. Jan-Hendrik is begin twintig; een sportief ogend buitenmens, die er graag met de mountainbike op uit gaat in de bush. Maar ook met pubers kan hij overweg. De meiden hangen aan zijn lippen. Morgenochtend gaat hij met ze boogschieten, touwklimmen en brood bakken.

Kololo is een gezinslodge, waar ouders hun geliefde handenbinders met een gerust hart kunnen loslaten. Ook aan de volwassenen is gedacht; je kunt bijvoorbeeld fotografie- en rangercursussen volgen waarin je alles leert over de bush. We zijn nog geen kilometer van de lodge of we zien een kudde hartenbeesten, grote paard­achtige antilopen. Zodra de auto in beeld komt, rennen de kalfjes naar hun moeders. Een half uurtje rijden verder bereiken we een grote grasvlakte waar tientallen zebra’s, gnoes, waterbokken, hartenbeesten en impala-antilopen grazen in het licht van een geelrode middagzon.

Een vredig oertafereel, Afrika ten voeten uit. Het gegiechel wordt minder. Even later stuiten we op een antilopencrèche: een twintigtal jonge impala’s wacht in de beschutting van een boom terwijl hun moeders verderop de buik vol eten. Tegen de grote bambi-ogen van de ranke diertjes kan geen mobieltje op. De meiden zijn muisstil.

Missing media-item.

Welgevonden

’s Avonds bij de braai (barbecue) zeg ik tegen Elize: “Dus geen leeuwen, neushoorns, buffels en olifanten hier?” “Nee,” zegt ze, “maar je kunt ze wel zien! Als je geluk hebt zelfs met je pilsje in de hand.” Ze wijst op een hekwerk, honderd meter van het terras. “Het gebied daarachter is Welgevonden. Daar lopen de Big Five.” Welgevonden is in de jaren negentig als particuliere game reserve gesticht door ­wijlen Paul Fentener van Vlissingen, vertelt Elize. “Later haalden hij en naburige eigenaren hun tussenliggende hekken weg, zodat één groot leefgebied voor het wild ontstond.” Binnenkort zal Kololo ook zijn steentje bijdragen. Dan wordt ongeveer de helft van de grond aan Welgevonden toegevoegd.

Missing media-item.

De Kalahari Brothers

De volgende dag gaan we Welgevonden in. ­Dean is onze gids en chauffeur. Dit park is veel groter dan Kololo en daardoor zijn de dieren soms moeilijk te vinden, waarschuwt hij. Maar we hebben geluk. We zien zeldzame blauwe kraanvogels, waterbokken, koedoes met enorme gedraaide hoorns en ontelbare impala’s. Een kudde buffels en zeker tien olifanten, waarvan één griezelig dichtbij. Wat zijn ze groot!

Maar ook zonder close encounters is Welgevonden prachtig. Er zijn graslanden, bossavannes en groene kloven met beekjes waar ik spelende otters en vier soorten ijsvogels in spetterende kleuren over het water zie schieten. Op de terugweg ontwaren we zes grote grijze vlekken in het gras. Neushoorns, blijkt als we dichterbij komen. Hun massiviteit is imponerend. Als kers op de taart krijgen we een bloedrode zonsondergang.

Missing media-item.

Slechts tien minuten brandt de horizon, dan is het stikdonker. Dean heeft haast, de gate gaat zo dicht. Plotseling stopt hij. Hij heeft iets gezien. Hij dooft de autolichten en zet de motor af. Ik tuur in het duister maar zie niets. Dean fluistert: “De Kalahari Brothers… heten zo omdat ze uit de Kalahari-woestijn komen… zijn de baas in het hele zuiden van het park.”

Ik heb geen idee waar hij het over heeft. Dan zie ik twee silhouetten. Leeuwen! Ze komen recht op ons af. “Niet bewegen.” Ik hoor het zachte ploffen van de poten in het zand. De leeuwen passeren onze open auto op een halve meter afstand. Ik kijk met ontzag naar de soepele gespierde lijven. Ik zou ze zo kunnen aanraken.

Missing media-item.

 

Auteur