Na afloop van de zomer vallen veel tuinen ten prooi aan totale ineenstorting. Maar dat hoeft niet, want er zijn planten die wél gracieus hun nadagen doorstaan.
Afsterven is ook een kunst, zeker als het om planten gaat. Na de eerste nachtvorst hebben de meeste tuinen de neiging om volledig in te storten. Dahlia’s zijn in één nacht zwart en bevroren Oost-Indische kers doet denken aan een omgekieperd vergiet met spaghetti.
Toch zijn er planten die ook in afgestorven toestand hun waardigheid behouden. Dat geldt bijvoorbeeld voor de kaardebol, een tweejarige plant die bloeit met een stekelig, eivormig bloemhoofd. Tijdens de bloei trekt de kaardebol hele hordes bijen, vlinders en hommels aan. Maar ook in dode toestand blijft de plant zijn rol in de tuin met verve vertolken.
De afgestorven kaardebol staat de hele winter stram overeind en zijn dorre bloemen worden dan bezocht door putters (bontgekleurde vinkachtige vogels) die de zaden uit hun omhulsels peuteren. Van de kaardebol heb je zomer en winter plezier.
Hortensia’s verkleuren in het najaar in mooie zachte tinten
Vol vlinders
En er zijn meer planten die de wintertuin opsieren. De hemelsleutel is ook al zo’n insectentrekker. De platte bloemschermen zitten nog vol vlinders als de vlinderstruik allang is uitgebloeid, en in plaats van na de eerste nachtvorst in te storten, verkleurt de plant langzaam naar perkament. De afgestorven bloemschermen blijven intact; ’s winters zien ze er grappig uit als er een mutsje van sneeuw op rust.
Skelet van bladnerven
Sommige planten vergaan op een bijzonder gracieuze manier. Bladeren van magnolia’s verteren zodanig, dat er tegen het einde van de winter een ragfijn skelet van bladnerven overblijft. Ook de vergane bloemen van de lampionplant zijn een kunstwerk van filigraan.
’s Winters blijven ook veel siergrassen overeind staan. Ze verkleuren naar geel of bruin, maar hun structuur blijft behouden. Als fonteinen rijzen ze boven de afgestorven vaste planten en eenjarigen uit. De miscanthus (Chinees reuzenriet) kijkt vanuit de hoogte over de wintertuin uit, terwijl de lampenpoetsers van de Pennisetum op een lager niveau de aandacht vasthouden.
Niet alle planten sterven ’s winters af. Er zijn evergreens die het hele jaar door de tuin opvrolijken. De belangrijkste inheemse groenblijver is klimop. Er is geen plant die op zoveel verschillende manieren in de tuin kan worden toegepast. Om te beginnen natuurlijk als klimplant – hij heet niet voor niets klimop – die bogen en muren kan bedekken. Maar je kunt klimop ook als bodembedekker gebruiken; een dichte deken van donkergroen blad waar weinig onkruid doorheen komt. Een nadeel is dat andere planten er ook maar met moeite doorheen komen, hoewel veel bolgewassen zich weinig van klimop lijken aan te trekken.
Ook heesters kun je goed met een onderbeplanting van klimop combineren. Ten slotte bestaat er ook een vorm van klimop die niet kan klimmen en die kleine brede struiken vormt. Deze struikklimop is ideaal in boeketten. Je tovert er een nietszeggend bosje van tien narcissen of tulpen in één klap mee om tot een boeket van grote allure.
Bamboe
Ook bamboe blijft ’s winters groen. Eigenlijk is bamboe een groenblijvend gras met houtige stengels. Er zijn verschillende soorten. De Fargesia vormt een pol en wordt tussen de één en vier meter hoog, terwijl de Phyllostachys uitlopers maakt en in beschutte tuinen wel een hoogte van acht meter kan bereiken.
Het is een misverstand dat een groenblijver eeuwig zijn blad houdt. Terwijl bladverliezende planten al hun blad in de herfst in één keer verliezen, vervangen de groenblijvers hun blad verspreid over het jaar.
Bamboe is een verhaal apart. Eén keer in de zoveel jaar gaan alle bamboeplanten van dezelfde soort over de hele wereld tegelijk bloeien. Daarna gaan ze dood. Maar uit hun zaden ontkiemt een nieuwe generatie.
Misschien nog wel mooier dan in de zomer: het feloranje lampionnetje verandert ’s winters in een fragiel kunstwerkje
Droogboeketten
Niet iedereen legt zich zomaar neer bij het grote afsterven dat in de herfst in de tuin plaatsvindt. Dat verzet tegen het onvermijdelijke uit zich in het maken van droogboeketten waarmee het seizoen wordt gerekt en de bloemen voor even in volle glorie worden gefixeerd.
Vroeger was dat drogen van bloemen een langdurig karwei. Hortensia’s en lavendel werden geplukt en in een koele, donkere ruimte te drogen gehangen. Ook werden er ingewikkelder methoden toegepast. Om te voorkomen dat kleuren vervaagden, werden riddersporen, duizendschonen en rozen in kistjes met zand gedroogd. Het resultaat was acceptabel, maar tegen het einde van de winter waren de kleuren toch vaal geworden.
Nu heeft de magnetron voor een revolutie in het drogen van bloemen gezorgd. Planten die vroeger wekenlang omgekeerd aan een balk in een donker schuurtje moesten hangen, worden nu in de magnetron met behoud van hun kleur in een paar seconden gedroogd. Je moet ervan houden, van zo’n droogboeket. De romantische geest ziet het als een kunstwerk – de nuchtere beschouwer als een stofnest.