Ooit bezocht Philip Freriks het filmfestival in Havana (en schudde Fidel Castro de hand). Dertig jaar later is er veel veranderd op Cuba. Maar veel ook niet. Tijd voor een mojito.
Of het van hogerhand georganiseerd openluchttheater is of al te toevallig straattoneel, maakt niet uit. De voorstelling is perfect. De eerste akte wordt al gespeeld als de ochtendpassaat nog verkoeling brengt en de tafeltjes op de galerij van het achttiende-eeuwse patriciërshuis worden gedekt voor het middagmaal. Het decor is eeuwenoud. Spaanse barok die tot werelderfgoed is verheven.
In de waan van 1910
Het terras op het Plaza de la Catedral de San Cristóbal in Havana is nog leeg, de kathedraal grijs en grauw. Op een van de stoeltjes midden op het plein heeft vrijwel ongemerkt een man in een smetteloos wit kostuum plaatsgenomen. Een heer met geld zo te zien, weergekeerd uit een koloniaal verleden; panamahoed, donkere pochet, zwart vlinderdasje, wandelstok met gebeeldhouwde kop.
Hij krijgt gezelschap van een vrouw in een lange jurk met brede volants in fel rood, geel, oranje en groen. In de schaduw van de galerij aan de overkant verschijnt een tijdgenoot. Colbert van smaragdgroen linnen, kaki vest, witte hoed en pantalon, groene das met stippels, grote sigaar en de onvermijdelijke wandelstok. Bij een pilaar verderop verzamelt zich een groepje vrouwen. In lang goudgeel, met geknoopte hoofddoeken, helrood. Elegant, trots, klaar voor hun opkomst. Het is 1910 op het plein.
Tijd om te betalen
Tot plotseling bleke figuren met het fototoestel in de aanslag uit een van de zijstraten opduiken. Op weg naar de als bezienswaardigheid aangegeven kathedraal. Maar dat zal de mannen in korte broek een zorg zijn. Met eigen ogen zien ze vervlogen tijden voor zich, in kleur en digitaal te fotograferen.
Zodra ze klaar zijn en willen doorlopen, schiet de heer in driedelig wit overeind en maakt met snelle gebaren duidelijk wat het tarief voor de fotosessie is. Weg illusie van authentiek verleden.
Als de volgende groep toeristen zich aandient, klinkt van de andere kant van het plein ineens het meeslepende Chan Chan, de hit van Buena Vista Social Club. In de schaduw van de hoge muur om het koloniale museum heeft zich een groepje muzikanten geïnstalleerd.
De heer in het wit en zijn mevrouw maken een dansje. Heupbewegingen op het ritme, ingehouden, de pasjes perfect slepend over de kasseien. Zomaar sensueel op klaarlichte dag. Op misschien wel het mooiste plein van Havana. En dan, ineens: weg betovering. Er moet geïnd worden.
Hart van de oude stad
Ik doe lang met mijn koffie, genietend van die Caribische Driestuiversopera en het demasqué van de fotografen. Ik ben er zelf ooit ook in getuind. Een man met een Cubaanse vlag op z’n strooien hoed hield even in, liet me m’n gang gaan met mijn camera en eiste toen beslist – Hey amigo! – zijn honorarium op.
Er lopen in Cuba veel ongevraagde fotomodellen rond. Op de website van een bekende Franse fotografe met portretten van anonieme Cubanen zag ik die man met de vlag ook. Net als de heer in het historische centrum van Trinidad, die met een snel gebaar een haan op z’n kop zet zodra een toerist de hoek rondt. Je moet wat, in een land dat op rantsoen staat.
Ik kwam overigens voor het plein zelf. Alleen de naam al: Plaza de la Catedral de San Cristóbal, vernoemd naar ontdekkingsreiziger Christoffel Columbus (op z’n Spaans: Cristóbal Colón), die op
28 oktober 1492 voet aan land zette op Cuba. Dit plein is het hart van de oude stad. Een mengeling van vergane glorie, door tropische wildgroei overwoekerde ruïnes en zorgvuldig gerestaureerde huizen met koele binnenplaatsen en dito galerijen.
Een hand van Fidel Castro
Er is veel veranderd sinds 1983, toen ik hier was met mijn 12-jarige zoon en wij Fidel Castro de hand mochten drukken. We waren er voor een filmfestival, ongetwijfeld bedoeld om vriendschap tussen de volkeren te bevorderen. De president gaf een receptie in het Paleis van de Revolutie. Hij was in de kracht van zijn leven. Een indrukwekkende figuur. Charismatisch. Vrouwen uit Latijns-Amerikaanse landen wierpen zich bijna in zijn armen, tot alles bereid.
Vaderlijk vroeg hij aan mijn zoon waar hij vandaan kwam. Toen dat Frankrijk bleek te zijn, somde hij zonder aarzelen het lijstje plaatsnamen op (Lyon, Marseille, Toulouse, Bordeaux, Le Mans) dat door Fransen gebruikt wordt om radioapparatuur te testen. Mijn zoon was onder de indruk. Zelf concludeerde ik dat de Franse communistische partij waarschijnlijk radio-instructeurs had gezonden in de tijd dat Castro zich nog met zijn rebellenleger verborgen hield in Cuba’s hoogste bergketen, de Sierra Maestra.
Bésame mucho
Het was Havana destijds aan te zien dat Castro zich de afgelopen jaren vooral met de verspreiding van het revolutionaire evangelie had beziggehouden. Gerestaureerd of gerenoveerd werd er niet, het plein was een rommeltje. Het toerisme net in opkomst. Een auto huren kon niet. Cubanen mochten niet in hotels voor buitenlanders komen. Toegang tot dollarwinkels was hun verboden. In Havana hing die typisch Oost-Europese geur van octaanarme benzine.
Wij waren met een Iljoesjin van vliegmaatschappij Cubana gevlogen, met een tussenlanding op Newfoundland omdat het toestel niet voldoende bereik had. Op het vliegveld van Havana was een comité met zangtrio aanwezig om de ‘delegaties’ voor het filmfestival uit de broederlanden op te vangen.
Toen we uit de gate kwamen, zetten de muzikanten het toepasselijke Bésame mucho in. Zodra bleek dat wij geen officiële gasten waren, hielden ze midden in het lied op. Pas toen een delegatie bierbuikige Oost-Duitse kameraden zich meldde, werd het nummer opnieuw ingezet. Met veel communistisch gekus.
Waar Hemingway zijn brillen kocht
Nu slenter ik urenlang door de straatjes van Havana. Het zijn dezelfde als toen, en toch anders. Ze heten Lamparilla, Obispo, O’Reilly. Vanuit de ramen worden door particulieren broodjes en pizza’s verkocht. Het eerste stapje op weg naar een vrijemarkteconomie.
Calle O’Reilly was ooit een chique winkelstraat. Op nummer 506 was een opticien gevestigd, Optica Lastra, waar de schrijver Ernest Hemingway zijn brillen kocht. Hij verbleef tientallen jaren op Cuba. Er is nog altijd een winkel in een verpauperd pand, maar wat ze er nu verkopen, wordt me niet duidelijk.
Vlak bij de haven in de Calle Obispo, op een paar passen van het Plaza de Armas met z’n romantische terrassen, toont Hotel Ambos Mundos het verse roze van een recente renovatie. Hemingway schreef er
For Whom the Bell Tolls over de Spaanse burgeroorlog. Zijn kamertje met uitzicht op de haven kostte in de jaren dertig twee dollar per dag. En vijftig cent meer als er een dame over de vloer kwam.
Kijkje in de slaapkamer
In 1983 werden we meteen naar restaurant Bodeguita del Medio gesleept vanwege Hemingways rijmpje: My mojito in the Bodeguita, my daiquiri in the Floredita. In El Floredita, een visrestaurant annex cocktailbar, was tot voor kort alleen de barkruk van Hemingway te zien. In zijn favoriete hoekje. Sinds 2003 zit hij er zelf op, in brons.
Voor een paar centen huur ik een Cadillac uit 1955 om me naar Hemingways huis te laten rijden, de Finca Vigía in San Francisco de Paula. In 1983 zat alles op slot. Met een buurttreintje keerde ik terug naar het centrum. Onttakelde wagons zonder ramen. Het treintje rijdt niet meer.
In de tuin staat Hemingways boot El Pilar op het droge, met een loopbrug eromheen. Als een zeemansgraf op de wal. Naast het huis de grafstenen voor zijn honden. Een ervan werd door soldaten doodgeslagen bij een huiszoeking. Ze dachten dat Hemingway wapens voor de opstandelingen verborg.
Bezoekers mogen alleen door de ramen van het huis kijken. Hemingway schreef in zijn slaapkamer, staand, schrijfmachine op de commode naast het bed met daarop zijn aantekeningen. De schrijfmachine staat er nog altijd. Prettig huis, zo te zien. De eettafel is gedekt. Hij voelde zich hier gelukkig, ik voel me een voyeur.
Het is zondagmiddag. Veel mensen zitten buiten. Een kapper op de stoep. Kinderen spelen op straat. Er is een oploopje bij een tankwagen die gratis ranja uitdeelt. Buurtbewoners staan in de rij met jerrycans. Veel koloniale huizen zijn in meerdere woningen opgedeeld. Zo te zien is het er netjes en arm.
De Rolex van Che Guevara
In de toenmalige herenhuizen zijn ook scholen ondergebracht. De kinderen dragen uniformen vanwege het gelijkheidsprincipe. In een halletje hangt een portret van guerrillaleider Che Guevara, met daaromheen de lessen van zijn leven.
Met de klok mee lees ik: vaderlandsliefde, rechtvaardigheid, werkzaamheid, verantwoordelijkheid, solidariteit, internationalisme, humanisme, waardigheid. Een juffrouw kijkt me meewarig aan als ik een foto maak. Ik hoef niet te betalen.
In Santa Clara, de stad waar Che een beslissende slag leverde, bezoek ik zijn graf. Het is een protserig mausoleum. Che zelf staat meer dan manshoog en strijdvaardig in steen op het dak. Binnen is een permanente tentoonstelling. Veel relikwieën. Wapentuig. Zijn pistolen en geweren. Zijn Rolex. Een foto van Che die Goethe leest in een hangmat tijdens zijn fatale guerrilla in Bolivia. Dagboekfragmenten. Hij gaf zijn leven. Heiland van de revolutie, verslaafd aan de oorlog.
Bij het station waar hij een gepantserde trein liet ontsporen, staan een paar keurig onderhouden goederenwagons schots en scheef naast de rails. In beton wordt een ontploffing uitgebeeld. Het maakt een potsierlijke indruk.
Klein Parijs van de Cariben
Nadat we de líder máximo, de grote leider, in levenden lijve hadden ontmoet, waren mijn zoon en ik doorgereisd naar de badplaats Varadero met zijn witte zandstranden en blauwgroene zee. We kwamen terecht in het buitenhuis van de man die door Castro verdreven was: in de voormalige villa van dictator Fulgencio Batista. Het was provisorisch omgebouwd tot een bescheiden hotel met een mooi terras aan het strand. De strenge cheffin regeerde over het ontbijtzaaltje alsof we op een zomerkamp waren van de rode jeugd.
De landengte van Varadero is nu één groot hotelcomplex. De villa van Batista is onderdeel geworden van het clubhotel Cuatro Palmas, maar nog goed herkenbaar. Het mooie terras is er nog en het lawaai van vakantievierende Canadezen dringt er nauwelijks door.
Vanaf hier is Havana slechts een paar uur rijden. Ik drink er nog maar een mojito en proost op deze stad, ooit ‘het kleine Parijs van de Cariben’ genoemd. Een plek om veel van te houden. Het huisorkest speelt voor de zoveelste keer Chan Chan. Ik geef me over. Nostalgie van staatswege.
Philips Havana-tips
- De bar-restaurants Bodeguita del Medio en El Floredita zijn verplichte nummers. Je kunt er (binnen) ook eten.
- Het terras op het plein voor de kathedraal is toeristisch, maar voor het diner toch heel aangenaam
- Ga wat drinken (of eten) in de patio van het fraai gerestaureerde Hotel Florida.
- In gidsen staan logeeradressen van casas particulares. Reserveren kan rechtstreeks of via gespecialiseerde reisbureaus.
- Hotels aan het strand werken meestal met de club-formule: volpension en vrij drinken.
- Plus Magazine