Het Zweedse schiereiland Falsterbo is een paradijs voor trekvogels. Vogelliefhebbers kunnen in dit wonderlijke oord hun hart ophalen.
Auteur: Gerrit Jan Zwier
Het schiereiland aan de zuidkust van Zweden zou in ons Waddengebied niet hebben misstaan: witte stranden, lage duinen en zandbanken die in een gekromde punt eindigen. Mensen die graag naar vogels kijken, weten meteen waar ik het over heb: Falsterbo, de plek waar trekvogels zich verzamelen om aan een grote reis te beginnen. Deze plek is onder vogelliefhebbers net zo beroemd als Gibraltar of de Bosporus, waar eveneens een watervlakte moet worden overgestoken. Falsterbo, waar elk najaar spectaculaire luchtshows plaatsvinden, ligt echter een stuk dichterbij.
Als ik het uiterste randje van Zweden nader, bevind ik mij in goed gezelschap. Het leven van mijn gids en toeverlaat, P.G. Bentz (63)– iedereen kent hem als P.G. –, heeft altijd in het teken van vogels gestaan. Hij herinnert zich nog precies welke vogel hij op welke plaats voor het eerst zag. Zowel in Oslo als in Stockholm was hij conservator in een natuurmuseum. Dankzij een studie van de wilde eend promoveerde hij tot doctor in de natuurwetenschappen. Zijn eenmansbedrijfje, dat lezingen en excursies organiseert, heet Sturnus (‘spreeuw’), zijn businesskaartje toont een rode wouw en zijn mobiel kwaakt als een eend. Hoort hij een paar zangnootjes uit de hemel vallen, dan noemt hij meteen de bijpassende naam van de zanger.
Toch is Falsterbo een vreemd oord voor een vogelmekka. Want een groot deel van de zandige landtong is in gebruik als golfterrein. Her en der waarschuwen bordjes tegen rondvliegende ballen. Wie dit gebied voor het eerst betreedt in de lente, denkt dat
de overal verspreid liggende ballen op een grote broedactiviteit wijzen. In het duingebied kruisen de wegen van sportief geklede golfers zich met die van dik ingepakte vogelaars met hun kijkers en telescopen. Beide groepen hebben geen spat belangstelling voor elkaars bezigheden.
Uit het vogelobservatorium, dat is gelegen achter een mooie oude vuurtoren, stormen opeens twee jongemannen tevoorschijn, die op volle snelheid een kat achtervolgen. Aan hun riemen hangen een soort stofzuigerzakken; daarin stoppen ze de vogels die in netten worden gevangen. De netten hangen op strategische plaatsen tussen de bosjes. De vangst bestaat grotendeels uit kleine zangvogels, zoals koolmezen en roodborstjes. Het kleine grut wordt niet alleen gewogen en geringd, maar ook op hun leeftijd gecontroleerd (aan de hand van de iris). Overigens komt er vaak niet meer dan een half procent van deze ringen in Zweden terug.
Het is natuurlijk veel handiger om een vogel een zendertje mee te geven waarvan de signalen via de satelliet kunnen worden gevolgd. Dat gebeurde tot voor kort alleen bij grotere vogels, zoals visarenden of wespendieven. Tegenwoordig krijgen ook kleinere vogels een lichtgewichtrugzakje met antenne mee, hoor ik van een van de jonge veldbiologen. Hij moppert nog wat na op de katten uit het dorp die het op de vogels in de netten hebben voorzien en laat me dan op de computer overzichten zien van de getelde aantallen trekvogels. Er wordt elke dag op de punt van het schiereiland door deskundigen geteld. Wie niet tot tien kan tellen, hoeft niet te solliciteren naar een baan in Falsterbo.
Het Zweedse schiereiland Falsterbo is een paradijs voor trekvogels. Vogelliefhebbers kunnen in dit wonderlijke oord hun hart ophalen.
Uit de statistieken blijkt bijvoorbeeld dat het aantal visdiefjes sterk afneemt en het aantal brandganzen juist toeneemt. Ook met de rode wouw, die goed te herkennen is aan zijn wigvormige staart, gaat het goed. Dat kan niet worden gezegd over de wespendief. In de jaren zeventig passeerden er van deze elegante roofvogelsoort wel tienduizend per jaar, tegenwoordig zijn dat er nog maar zo’n vierduizend. In het algemeen zegt het welzijn van vogels een heleboel over de toestand van het milieu in hun leefgebieden.
Uiteraard laat de jonge bioloog mij ook een paar soorten zien die slechts een enkele keer zijn waargenomen, zoals de blauwstaart, een knalblauw beestje dat broedt in Rusland, en de roze spreeuw, die écht roze is, al heeft hij een zwarte kop en gele snavel. Het gaat hier om vogels die door stormen volledig uit hun koers zijn geslagen, verdwaalde eenlingen die werkelijk geen idee hebben hoe ze ooit weer in hun verre vaderland terug moeten keren.
In het najaar waait hier meestal uit de zuidwesthoek een tegenwind, die dicht bij de aarde echter zwakker is, waardoor de vogels graag dalen en dus goed zicht-baar zijn. Duurt het slechtere weer een tijdje, dan breekt bij een goede dag ineens het spektakel los: dan snellen grote aantallen zang- en roofvogels eensgezind
de Sont over, in de richting van
de witte kliffen van Denemarken, die door de kijker duidelijk zichtbaar zijn.
Hoewel ik voornamelijk mannen om me heen zie, schijnt het aantal vrouwen onder de vogelaars toe te nemen. Aangezien het in dit wereldje steevast om aardige en enthousiaste mensen gaat, kost het geen moeite met de vogelaars in contact te komen. Van twee Nederlandse dertigers hoor ik dat ze vanmorgen al bij zonsopgang ter plekke waren. Af en toe doken er vluchten vinken of gele kwikstaarten op, maar die keerden telkens weer terug. Zodra er een slechtvalk of smelleken wordt gesignaleerd, grijpt iedereen naar de kijker of telescoop.
Een van de twee mannen bekent dat hij de vogelhobby pas laat heeft ontdekt. “Vroeger wist ik niets van vogels af, toch zag juist ik altijd de zeldzaamste exemplaren”, lacht hij. Als ik informeer naar hun favoriete topdrie, dan noemen ze de notenkraker, de wespendief en de steenarend.
Aangezien de wind niet gaat liggen, stelt P.G. voor om het achterland van de provincie Skåne te verkennen. We bezoeken het rariteitenkabinet annex barnsteenmuseum – aan de kust spoelt geregeld fossiele hars aan – van Leif Drost, en bewonderen de collectie in barnsteen gestolde insecten.
We maken een rondje langs vogelhutten die op allerlei rustieke plekken zijn neergezet. In onze kijkers duiken zaagbekken en zilverige krakeenden op, en zelfs een zeearend, ook wel ‘vliegende deur’ genoemd. Helaas houdt zowel de blauwstaart als de roze spreeuw zich goed verborgen. We zien wel iets anders: vele tientallen, misschien wel honderd rondcirkelende rode wouwen. Niet voor niets is deze fraaie vogel het symbool van Skåne.
Onderweg vertelt P.G. mij het een en ander over het vogelaarsgilde. Het herkennen van vogels leer je van anderen, niet uit een boekje, houdt hij me voor. In Zweden en ook in Nederland is het vogels kijken populair bij mensen van het bohemienachtige soort. In Engeland en Amerika daarentegen zijn het juist de hogere sociale klassen die deze hobby koesteren. Dat jongeren vooral zeldzame soorten willen zien, vindt hij niet erg, want competitie is voor hen belangrijk. “Eenmaal boven de vijftig komt een deel vanzelf in de natuurbescherming terecht, waar vooral ouderen de dienst uitmaken.”
Tegen de avond kloppen we aan bij Cecilia Nilsson, een jonge, aantrekkelijke vrouw die verbonden is aan de universiteit van Lund. Ze bemant elke nacht een radarpost midden in de weilanden, waar ze de bewegingen van trekvogels volgt. Ik klim naar binnen en kom in een benauwd hokje terecht dat is volgestouwd met apparatuur. Cecilia, die haar werk vergelijkt met een computerspelletje, hanteert een soort joystick waardoor de radar op het dak in beweging komt, draait aan wieltjes en volgt intussen wat er op de schermen te zien is. De curven vertellen haar iets over de snelheid en het vliegpatroon van groepen vogels.
Diep in de nacht sluit ze haar eenzame huisje af en stapt ze op de fiets, vertelt ze. Ik zie een aflev ering van ‘Wallander’ voor me, een politieserie die in Ystad speelt, niet zo heel ver van Falsterbo vandaan. Dan komt er een melding op het bureau binnen over een of andere radarpost...
Vroeg in de morgen beklimmen we de vuurtoren. Vanuit deze hoogte hebben we mooi zicht op de schepen die door de Sont naar de Oostzee varen, op de nu verlaten stranden met houten huisjes en op de welvarende tweelingdorpjes Falsterbo en Skanör. Op de landtong drommen de vogelaars samen. En terecht, want in het luchtruim is het een drukte van belang. Nu, eind september, gaat het vooral om zangvogels die niet naar de tropen vliegen, maar in Europa overwinteren.
P.G. wijst me op de ‘stuiterende’ vlucht van sijsjes met hun ‘droevige’ roep. Vinken, die in langgerekte zwermen komen aangolven, zijn vermengd met kepen, vogels met een witte buik en een oranjerode borst. Nu en dan schrikt de meute op door de komst van een laag vliegende sperwer. Voor de kust gaat een troep donkere rotganzen op de wieken, waarschijnlijk richting Nederland, waar ze op Vlieland of Terschelling de kwelders systematisch kaal zullen grazen.
Ook de brug die Zweden met Denemarken verbindt, is duidelijk te zien. Als ik een slimme of luie vink of keep zou zijn, dan wist ik het wel: neerstrijken op een trein en meeliften naar Kopenhagen. Misschien hebben de vogels nog een paar generaties nodig om deze sprong in de evolutie te maken.
Zweden praktisch
Hoe kom je er? De afstand Amsterdam-Falsterbo bedraagt 815 kilometer. KLM vliegt vanaf Amsterdam naar Kopenhagen; een retourticket kost vanaf €164. Vandaar is het met de auto over de indrukwekkende 16 kilometer lange Sontbrug nog 65 kilometer naar Falsterbo. Malmö ligt op 35 kilometer van Falsterbo.
Georganiseerde vogelreizen
SNP heeft een zesdaagse vogelreis naar de vogeltrek van Falsterbo in het programma, vanaf €1170.
T 024-327 70 00 of www.snp.nl
Ook BirdingBreaks biedt een vogelreis naar Falsterbo aan; zeven dagen vanaf €1045.
T 020-779 20 30 of www.birdingbreaks.nl
Geld
Zweden heeft de Zweedse kroon; SEK 1 is €0,10.
Om te lezen
- Het handboek ‘Wings over Falsterbo’ is voor €20 te bestellen via de website www.skof.se
- Petersons Vogelgids Europa’, uitg. Tirion, €34,95.
Meer informatie
VistSweden, de officiële website over toerisme in Zweden: www.visitsweden.com