Schrijfster Yvonne Kroonenberg galoppeert over hooggelegen velden, maakt een tripje naar Abergavenny, zwoegt met haar kaplaarzen op kale berghellingen. En vergeet de tijd. Wales: een ideale plek om te onthaasten.
‘Defnyddio twnnel’ lees ik op een bord
...langs de snelweg naar Cardiff/Caerdydd. De vertaling staat eronder: use tunnel. “Spreekt iedereen hier Welsh?” vraag ik aan de buschauffeur die ons naar Cardiff rijdt. “Welnee”, zegt hij grinnikend, “dat wil de lokale regering wel, maar dat lukt alleen in Midden- en Noord-Wales. Daar zijn ze het echt aan het herinvoeren. Het noorden is veel toeristischer. Cardiff is een werkstad.”
Het is niet helemaal waar. Voor toeristen is er van alles te beleven in Cardiff. We beginnen bij het middeleeuwse kasteel, dat midden in de stad ligt. Anjo Kan, de fotografe, loopt meteen naar The Keep, een Vikingbouwwerk uit de 11de eeuw, waar de munitie werd bewaard en waarvandaan je over de stad kunt uitkijken. Ik ga het kasteel in en val van de ene verbazing in de andere. Er is een Arabische kamer met wandversieringen die aan het Alhambra doen denken, er is een geheimzinnig trappenhuis van goudblond en blauw ingelegd marmer waarvan je niet kunt zien waar het heenvoert, en een bibliotheek met een behang in donkerrood, groen en goud. Door het raam zie ik op het gazon een valkenier met een grote handschoen. Ben ik op reis in de tijd?
Valken africhten blijkt een heel gewone bezigheid te zijn in dit gebied. Er worden roofvogels ingezet tegen de kraaien op vliegvelden en tegen de duiven en meeuwen in de stad. Inderdaad klinkt de alarmroep van een groep meeuwen in de lucht. Ze zijn bang van Madam, de grote sakervalk, die hier op het kasteel haar dagelijkse oefeningen in gehoorzaamheid aan het doen is. Nu ik buiten ben, zie ik dat ik de 21ste eeuw helemaal niet heb verlaten. Vlak achter het betoverende kasteel ligt het Millennium Stadion, dat precies lijkt op de Arena in Amsterdam.
“Wat een lelijk ding!” zeg ik tegen de valkenier.
“Zeg dat maar niet tegen de Welsh”, antwoordt ze koel, “we zijn heel trots op dit stadion! Het dak kan open en de grasmat komt uit Nederland. Als er een rugbywedstrijd is, komen er zoveel mensen kijken dat er in heel Cardiff, wat zeg ik, in heel Wales geen hotel meer te krijgen is.”
Anjo komt aanlopen. Haar ogen stralen. Door het wisselvallige weer hangen er prachtige wolken in de lucht. Daar houden fotografen van. “We moeten naar Cardiff Bay”, zegt ze, “ze hebben de oude steenkoolhaven veranderd in een jachthaven met moderne cafés en restaurants. Als we opschieten, kunnen we daar de avond zien vallen.”
Zij wil licht en lucht, ik wil mensen. Die zijn er wel, in Cardiff. In High Street staat een jonge man geweldig ruzie te maken met een parkeerwachter. Hij heeft een bekeuring gekregen. De parkeerwachter spreekt hem sussend toe, maar kent geen genade. De bon wordt niet ingetrokken.
Als de automobilist tierend is vertrokken, vragen wij de weg naar Cardiff Bay. “Ik loop wel een eindje mee”, biedt de parkeerwachter aan, “want de weg ernaartoe is gevaarlijk. Je moet langs Bute Street.”
Dat zal toch wel meevallen? Dit is Johannesburg niet! Hij schudt vermanend zijn hoofd. “Zelfs honden gaan liever niet in hun eentje door Bute Street.” Vroeger moet het een rosse buurt zijn geweest. We komen er niet achter tegen welk gevaar we worden beschermd, maar we komen veilig aan in Cardiff Bay, waar het avondleven zojuist is begonnen. We staan stil bij een hek waar een altaar is opgericht voor Ianto Jones, een personage in een soapserie. Hij is plotseling overleden en zijn fans eisen zijn terugkeer tot de levenden. Maar het is een Australische serie, wat moet dat in Wales? “De serie is hier gefilmd”, legt een vrouw uit. Wales wordt wel vaker gebruikt in films, vanwege het onbedorven landschap.
“Er was ooit een film die ten dele in Patagonië speelt, deels in Engeland en in Italië”, vertelt ze, “en ik zag alleen maar Wales. Ik herkende de plekken.” We begrijpen wat ze bedoelt als wij de volgende dagen in de Brecon Beacons verblijven.
Ik maak daar een buitenrit te paard
Met een kleine groep gaan we over smalle paden de heuvels in. We beginnen rustig, in stap, maar al gauw galopperen we voluit over de hooggelegen velden. Verderop draven we en als we buiten adem in stap gaan, zie ik ineens de vogel waar ik al dagenlang naar speur: de rode wouw, die pas kort geleden in Wales is teruggekeerd. Hij hangt biddend tussen de bergen om plotseling weg te zweven, de wolken tegemoet.
Er zit een liedje in mijn hoofd:
Taking a trip up to Abergavenny
Hoping the weather is fine…
Het weer is prachtig, maar als we aankomen in Abergavenny weet ik ineens niet meer wat ik hier ook alweer wilde doen. Terwijl Anjo op zoek gaat naar vergezichten, vraag ik aan een oud meneertje waarom iemand Abergavenny zou moeten bezoeken. Hij denkt even na en zegt dan: “Mijn vrouw en ik gaan hier altijd boodschappen doen, omdat er zo’n ruime parkeerplaats is.” Aan mijn teleurgestelde gezicht kan hij zien dat het niet het goede antwoord is. Ik wacht.
“Er is ook een goeie bank”, vult hij aan, “echt waar. Ik haal daar altijd mijn geld.” Ik geef hem schaterend een hand en loop het kerkpad op. Het komt uit op een ruim plein waar twee mannen op een terras zitten. “Abergavenny?” roepen ze in koor en tuimelen dan zowat over elkaar heen om de bezienswaardigheden van het stadje aan te prijzen. “We hebben een prachtige kerk met middeleeuwse beelden”, begint de een, “en een Jesse-boom.” “Alle Earls van Pembrooke liggen er begraven!” vult de ander aan.
“Koning Arthur heeft hier nog in het klooster gezeten!”
“Toen het nog een klooster was”, zegt de andere man. Hij wijst achter ons, naar een eeuwenoud gebouw waarin het café is gevestigd. “Dit was ooit een middeleeuwse schuur. Het is ook nog een tapijtwinkel geweest en een disco. Maar nu is het een museum.”
Beide mannen bieden een rondleiding aan. Eerst ga ik naar het museum. Het is klein maar verrassend charmant, met een leerzaam middeleeuws ganzenbord voor de jeugd en een animatiefilm van de veranderingen aan wat eerst een klooster was en uiteindelijk de St. Mary Priory-kerk is geworden. En er hangt een wandtapijt waar maar liefst zestig stadgenoten aan hebben zitten borduren.
Als ik alles heb bekeken steek ik over naar de kerk, waar ik meteen word meegevoerd naar de Jesse-boom. Jesse, Isaia, is een voorvader van Jezus en wordt uitgebeeld als liggende figuur, uit wiens borst een boom ontspruit. In de takken zitten de koningen van Juda, bovenin Maria met kind. Het beeld is wat beschadigd, maar evengoed schitterend.
Dan wijst mijn gids mij de kerkbank waar koning Arthur heeft gezeten en Catharina van Aragon, de koningin van Engeland in het begin van de 16de eeuw. Ten slotte neemt hij me mee naar de graftomben en vertelt de treurige geschiedenis van twee zoons van een hertog, die tegenover elkaar op het slagveld kwamen te staan. En kijk, hier ligt de vader. Met een vertrouwelijk gebaar legt hij zijn hand op het dijbeen van het beeld van de vader en fronst bekommerd zijn wenkbrauwen terwijl hij vertelt hoe de eerste vrouw van de man in het kraambed is overleden.
Het verleden leeft in Abergavenny en er wordt gewaakt over de restanten. Dat mag ook wel, want er is al veel kapot. Aan alle beelden ontbreekt wel een stuk. “Dat heeft Cromwell gedaan”, zucht mijn gids, “die gebruikte de kerk als paardenstal.” Die tijd is voorbij. Terwijl ik naar buiten wandel, zie ik dat alle kussens op de kerkbanken zorgvuldig geborduurd zijn. Dat is vast het werk van de wandkledenclub. Mijn gids haalt zijn schouders op. Hij vindt het niet zo belangrijk. Hij is gewend aan schoonheid.
Ik hou van Wales, dat weet ik al na een paar dagen...
...maar ik vind niet alles leuk. Aan Hay-on-Wye heb ik na tien minuten al een hekel. Ik had me zo verheugd op het oude boekenstadje. Het zou er een paradijs van tweedehandsboeken zijn, maar wat ik aantref zijn tuttige handwerkboetiekjes en boekwinkels vol flauwe fictie en detectives. Ik loop van de ene volgestouwde winkel naar de andere en zie alleen troep. Toch moet het hier ooit leuk zijn geweest. Richard Booth is in de jaren ’60 met een tweedehandsboekwinkel begonnen en had een onverwacht groot succes. Hij wordt de King of Hay genoemd en woont in een kasteel. Die inlichtingen krijg ik van een mevrouw die het zielig voor mij vindt dat ik zo onaardig word bejegend door de eigenares van een boekwinkeltje. Ik had haar gevraagd hoe een veehandelsstadje een boekenstad wordt.
“Wilt u even opzijgaan?” was het antwoord dat ik kreeg. De mevrouw die mij zo vriendelijk te woord staat, krijgt ook een zure blik. “Veel mensen worden verliefd op Hay”, zegt zij nog gauw en stapt dan naar voren om haar boeken af te rekenen.
“Ik vind het landschap vrouwelijk”, verklaart Anjo, terwijl we door het groene heuvelland naar Swansea rijden. “Ronde vormen, fluwelen begroeiing, bloemen overal.” “Vond je dat gisteren ook?” vraag ik. Ik heb het over de ruige wandeling die we de dag tevoren hebben gemaakt. Misschien dat het weer ook invloed had; het regende toen we aan de lange voettocht over de voormalige gletsjer begonnen. Later stond er een straffe wind. Maar ook het landschap was tamelijk ruw: wilde heide en taai grasland, dat kaler en onherbergzamer werd naarmate we hoger klommen over het pad.
We hadden een gids, een tanige man, die uitlegde hoe vrijwilligers het voetpad hadden geplaveid, meter voor meter, jarenlang, met monnikengeduld. “Het zijn mensen die graag wat doen in hun vakantie”, vertelde hij. “Ze vinden het leuk om buiten te zijn en om andere reizigers te ontmoeten. Ze komen van overal in de wereld. We hebben zelfs een keer een bruidspaar gehad dat hier zijn wittebroodsweken doorbracht.”
Wittebrood is niet het woord waar je aan denkt als je ziet wat het werk behelst: stenen uithouwen en verzamelen en één voor één de weerbarstige grond inhameren. Toen het stenen pad er nog niet was, klommen de toeristen langs een modderpad omhoog en maakten het grasland kapot. Want heel veel mensen willen hier wandelen. Je kunt kilometers ver weg kijken, rondom strekt de ongerepte natuur zich uit. Daardoor hindert het niet dat er zoveel wandelaars zijn.
We hadden geluk, vond de gids. De lucht trok open en de zon begon te schijnen. Het kan hier enorm spoken. Hij vertelde hoe twee jongens aan de rand van het ravijn op hun kaart stonden te kijken. Ze konden door de mist niet zien waar ze waren maar zagen op de kaart dat ze rechtdoor moesten. Ze namen een paar stappen en vielen honderd meter diep langs de rotsen naar beneden. De een was op slag dood, de ander had zijn been gebroken. Toen de reddingswerkers kwamen, brak door het ruwe weer een stuk rots af. Het stuiterde naar beneden. Een van de reddingswerkers probeerde met zijn lichaam de gewonde jongen te beschermen en werd zelf gedood, doordat hij een stuk steen op zijn hoofd kreeg. Onze gids vertelde het terloops.
Bij Pen Y Fan, de hoogste top, keerden we om en namen een ander pad terug.
“Een makkelijker pad”, zei hij. Voor ons was dat inderdaad zo, het ging geleidelijk omlaag. Maar aan de bezwete gezichten van de mensen die ons tegemoet klommen, kon ik zien dat ze het zwaar hadden.
Maar het is de inspanning waard. Als er één plek is waar Wales zich in al haar schoonheid laat zien, is het hier, in de Brecon Beacons. Of het moest verderop, op het schiereiland The Gower zijn, waar de stranden honderden meters breed zijn en de zee donkergroen. Wales heeft ruimte. Het is er niet altijd mooi weer, maar dat doet er niet toe. Je doet je kaplaarzen aan en wandelt door het wijde landschap, tot je de rust en de ruimte niet alleen om je heen voelt, maar ook in je hoofd.
Ivonne's Tips
Het leukste hotel in Cardiff is ook een café en een restaurant: Maltsters Hotel. Zelfs een vegetariër kan er heerlijk eten. De vijf kamers hebben een televisie in bad. Echt waar, ik heb het zelf gezien. Adres: 42 Cardiff Road, T 0044-292033 30 96, maltstersllandaff@sabrain.com
In het Llangorse Multi Activity Centre kun je paardrijden. Het kost 16 pond per uur voor beginners, 19 pond voor gevorderden. Een halve dag kost 25 of 30 pond voor gevorderden. Een hele dag 38 pond, maar dan moet je wel kunnen rijden, anders kom je als een pinguïn van je paard. Een pond is ongeveer €1,20 waard (peildatum 1 september 2010). The Gilfach, Llangorse, Brecon, Powys, LD3 7UH, T 0044-0333 600 20 20, www.stayinllangorse.com
In Brecon hebben wij in The Coach House gelogeerd. Een gastvrijer onderkomen bestaat niet. Voor de gezelligheid kreeg ik thee met zelfgebakken taart in de tuin. Gratis, omdat de eigenaar het net had gebakken.
The Coach House, Orchard Street, Brecon, Powys, LD3 8AN, T 0044-187462 00 43, www.coachhousebrecon.com
The Gower is het schiereiland dat vanaf Swansea naar het westen loopt. Alle stranden zijn er even mooi, het uitzicht is overweldigend. Je kunt er ook wadlopen; in Rhossili mag je bij eb over de rotsen naar een eiland lopen. De getijden hangen aangekondigd en er is een kustwacht die de toeristen in de gaten houdt om te voorkomen dat ze domme dingen doen zoals verdwalen of verdrinken.
Lees ook: