Water is in Nederland niet zo duur. Maar de belasting die er op geheven wordt stijgt fors.
De kosten van kraanwater zijn dan op zich niet hoog: 1000 liter (een kubieke meter) kraanwater kost ongeveer €1,50. Met 1000 liter kunt u zo’n 5000 glazen vullen. Per jaar gebruiken we gemiddeld per persoon 46,5 kubieke meter kraanwater, dat kost ons zo’n €70 per jaar. Dat is allemaal best te overzien.
Die jaarlijkse kosten zijn in veel gemeenten flink aan het toenemen. Buiten de kosten van het water zelf, berekenen de waterleidingbedrijven ook de belastingen door die ze aan de gemeente moeten betalen. Gemeenten mogen een zogenaamde ‘precariobelasting’ heffen over de grond waarin de waterleidingen liggen. En ze mogen zelf beslissen hoe hoog die belasting is.
Dat maakt de precariobelasting een prachtige melkkoe voor de gemeenten. Sinds 2005 is het aantal gemeenten dat deze belasting heft verdubbeld. De kosten van de belasting komen uiteindelijk – via de waternota – voor rekening van de consument.
De precariobelasting kan zomaar zorgen voor een verhoging van de jaarlijkse waternota met tientallen euro’s. Afgezet tegen het bedrag aan waterkosten gaat meteen om forse percentages. De Branchevereniging voor Waterleidingbedrijven (Vewin) pleit daarom voor een afschaffing van de precariobelasting. De Vereniging van Nederlandse Gemeenten (VNG) meent dat dit geen enkele zin heeft. Dan gaan de gemeenten het benodigde geld wel via een andere weg bij de burger halen.