Wijnwandelen lijkt een combinatie van twee bezigheden die je beter kunt scheiden. Gerrit Jan Zwier nam de proef op de som en liet zich bourgondisch verwennen.
"Er is een groot verschil tussen een goede en een grote wijn”, zegt Louis Benjamin Dagueneau, terwijl hij de Pouilly-Fumé hoog in het glas laat draaien. Hij snuift het aroma op en kijkt door de ramen van de serre uit over de eindeloze velden met geel en rood verkleurde wijnstokken. Aan de horizon verheft Sancerre zich op zijn heuvel.
Mijn gastheer, die slechts een domein van 12 hectare in Saint-Andelain beheert, maar wiens familienaam klinkt als een klok bij de vele wijnkenners die Bourgondië rijk is, neemt een slok en laat die luidruchtig over zijn tong walsen. “Een grote wijn is nooit vaag”, vervolgt hij. “Die heeft een geconcentreerde smaak, die is in balans, die is rechtdoorzee en geprononceerd. Over tien jaar is dit de beste wijn in de wereld.”
Wat zal dan de prijs zijn, vraag ik me af. Nu al wordt deze ‘Astéroïde’ (2005), waarvan niet meer dan driehonderd flessen zijn gebotteld, voor €460 de fles verkocht.
“Bevalt het boeket u?”, vraagt de jonge Dagueneau mij, terwijl hij zijn donkere ogen op mij laat rusten. “Proeft u de vuursteen?”
Aangezien dit al de derde dag is dat ik al wandelend en wijn proevend door het Bourgondische land trek, weet ik wel ongeveer in welke richting ik het antwoord moet zoeken. Bij deze jonge wijnen is er steeds sprake van een ‘fris aroma’, dat nu eens naar citroen of grapefruit zweemt, dan weer naar perzik of acaciabloesem of zelfs naar oud Russisch leer. De silex (vuursteen) in de kalkbodems van Bourgondië zorgt voor de ‘gerookte’ smaak in de Pouilly-Fumé. De afgelopen dagen sloeg menig wijnboer in mijn bijzijn een paar vuurstenen tegen elkaar, om mij daarna de schroeilucht te laten ruiken.
“Een excellente smaak”, antwoord ik voorzichtig, “een ijl stroompje citrusvruchten in een stevige bedding van silex.” Louis Benjamin lijkt tevreden en grijpt naar het stokbrood, de kazen en de paté die op de lunchtafel liggen uitgestald.
Geheim van de druif
Mijn wandeling begon in het lieflijke Sancerre, dat strikt genomen net buiten Bourgondië in de regio Centre ligt. Een stadje van smalle straatjes en pleintjes waar de oude vestingmuren nog deels omheen staan, en waar ’s avonds een diepe stilte op neerdaalde. Al meteen de eerste avond vertelde de spraakzame chef-kok van La Pomme d’Or mij dat de sauvignon-druif de wijngaarden van Sancerre beheerst en dat de oude Didier Dagueneau, de grootvader van Jean Benjamin, alle geheimen van die druif kent.
Bij de sint-jakobsschelpen, de snoekbaars met cantharellen en de plaatselijk zeer gewaardeerde crottins de Chavignol – ‘geitenkeutels’ in kaasvorm – en een drietal speelse desserts liet hij me kennismaken met een reeks streekwijnen.
Volgens het woordenboek staat ‘bourgondisch’ voor ‘genietend van de goede dingen des levens’. In een reisgids had ik gelezen dat je je in Bourgondië “onvoorstelbaar kunt laten verwennen.” Vandaar het advies om, alvorens naar dit luilekkerland af te reizen, op dieet te gaan. In historische werken wordt graag een beeld geschetst van de smulpaperij aan het middeleeuwse Bourgondische hof. Dat is de tijd van vorsten als Jan zonder Vrees en Karel de Stoute, toen het Bourgondische Rijk zich tot Holland uitstrekte. Toen voerden koks, keukenmeesters, voorsnijders, soepmeesters, gebraadmeesters en wijnschenkers een ware show in de eetzaal op.
Van groen naar rossig
De volgende morgen daalde ik naar het domein van de wingerd af. Op het eerste gezicht lijkt ‘wijnwandelen’ een dubieus concept, een combinatie van twee bezigheden die je beter kunt scheiden. Maar ook hier gaat het erom, zoals bij alles in het leven, het goede midden aan te houden – drink en wandel dus met mate. De proeverijen zelf hebben geen negatief effect op de fermheid van de wandelpas, want daarbij hoef je geen druppel alcohol binnen te krijgen – het is zelfs even wennen als je ziet hoe een wijnboer zijn eigen zorgvuldig bereide product met kracht in een emmer uitspuugt.
Dankzij de herfst was het landschap van kleur verschoten, van groen naar rossig en oranje. In de verte slingerde een traag stromende Loire zich tussen de heuvels door. Het duurde een tijdje voordat de grondnevel zich door de zon liet verdrijven. Hoewel de druiven al ruim een maand geleden geplukt waren, was het agrarisch seizoen nog niet voorbij – her en der reden hoogbenige trekkers als reuzeninsecten over de in slagorde opgestelde wijnranken heen.
Men plantte wintergraan, om de velden tegen erosie te beschermen. Vanaf vele plaatsen steeg de rook van houtvuren op, bestaande uit de knoestige wortels van oude wijnplanten. Bloeiende rozenstruiken zorgden voor extra kleur – zij zijn echter niet aangeplant om het cultuurland in een tuin te veranderen, maar zij kunnen in een vroeg stadium op bepaalde ziekten wijzen, zoals meeldauw, die een bedreiging vormen voor de druiventeelt.
Kittig en kattig
Al had ik een kaart met de Boucle de Sancerre (‘Ronde van Sancerre’) bij me, toch dreigde ik voortdurend tussen de wijnvelden te verdwalen. Al die afslagen leken sterk op elkaar. Maar steeds lag daar, als een baken op het land, het verheven Sancerre op de nabije kim.
Na de Boucle de Sancerre volgde de Boucle de Pouilly-sur-Loire. In Les Loges schoof ik in de wijnkelder van Guy Baudin aan bij een barretje waar diverse witte wijnen stonden te wachten. Baudin, een zachtaardige man van rond de 50, had het over droog en minder droog, lichtgerookt en doorgerookt, kleine en grote reikwijdte, eenvoudig en gecompliceerd, kittig en kattig. Na eindeloze proeverijen verliet ik als een gerookte bokking het dorpje.
Tegen de avond kwam ik, op schoenen die door het vastgeplakte leem in een soort klompen waren veranderd, aan bij La Moynerie van wijnboer Thierry Redde, een levendige drukke man. Hij presenteerde me in zijn kelder een dertigtal flessen, die gelukkig niet allemaal werden ontkurkt. Schonk hij een wijn in waarvan de druif op kalkgrond was gerijpt, dan zei hij slechts: “Een calcaire.” Ging het om vuursteen, dan volstond hij met: “Een silex.” ’s Nachts logeerde ik in een luxe woonwagen op zijn terrein, een zogeheten roulotte. Toen ik het trapje naar de deur beklom, kreeg ik even een sterk Pipo de Clown-gevoel.
Vroeg in de morgen opende ik de deur van de woonwagen en werd door kou en dichte mist verwelkomd. Lopend over landweggetjes hoorde ik hier en daar de blaf van een hond en zag ik hoe de zon het herfstblad goud en de spinnenwebben zilver kleurde. Als wandelaar krijg je dan een sterk gevoel van vrijheid en ook het gevoel dat de wereld aan je voeten ligt.
Over de wijnvelden, waar mist- en rookslierten opstegen, koerste ik aan op de spitse kerktoren van het hooggelegen Saint-Andelain. Daar klopte ik aan bij het huis van de familie Dagueneau, waar op een binnenmuur een zin geschreven stond: “Wees realist en streef naar het onmogelijke.”
Bourgondië Praktisch
Bourgondië is met de trein heel goed bereikbaar, bijvoorbeeld met de TGV naar Parijs en vervolgens twee uur verder sporen naar Cosne-Cours-sur-Loire. Met de auto is dat vanaf Utrecht 650 kilometer, zo’n zes à zeven uur rijden. Vanwege de herfstkleuren is het najaar een ideale tijd om te wandelen. Niet alleen over de GR3 (GR=Grote Routepaden, de verzamelnaam voor de lange afstandswandelpaden in Europa), die het gebied doorsnijdt, maar ook via talloze plaatselijke wandelroutes. Bovendien is de herfst de tijd van de wijnoogst en de wijnfeesten.
Meer informatie
franceguide.com, de website van Maison de la France (het Frans Verkeersbureau in Nederland); kijk onder ‘wijntoerisme’. Of bel 0900-112 23 32 (€0,50 pm).
- Plus Magazine