De ziekte van Parkinson wordt veroorzaakt door afbraak van een bepaald deel van de hersenen. Hierdoor kan dit hersendeel bepaalde lichaamsbewegingen niet meer aansturen.
De hersenen zijn samengesteld uit grijze en witte weefselmassa die miljoenen zenuwcellen bevat. Deze zenuwcellen, of neuronen, communiceren met elkaar en met de rest van het lichaam door afgifte van chemische stoffen, die neurotransmitters worden genoemd.
Nadat een neuron is geprikkeld, geeft het een neurotransmitter af. Die overbrugt een opening, synaps genoemd, en verbindt zich vervolgens met een ander neuron. Zo wordt het prikkelsignaal doorgegeven.
De ziekte van Parkinson veroorzaakt degeneratie van neuronen in de substantia nigra, het deel van de hersenen van waaruit de spierbewegingen worden aangestuurd. Vernietiging van deze neuronen veroorzaakt een verminderde beschikbaarheid van dopamine, een van de neurotransmitters. Daardoor kunnen zenuwen in dit hersengedeelte hun signalen niet naar andere zenuwen verzenden om bepaalde lichaamsbewegingen aan te sturen. De gevolgen hiervan zijn bevingen, traag bewegen, spierverstijving en evenwichtsproblemen.