Mensen met alleen basisschool, vmbo of mbo1 (voorheen onder meer de LTS) leven het kortst, maar werken het langst. Terwijl voor deze groep dezelfde AOW-leeftijd geldt als voor hbo- of universitair geschoolden.
Terwijl juist de ‘studenten’ van destijds over het algemene korter werken en langer leven. Daarom geeft het Nederlands Interdisciplinair Demografisch Instituut (NIDI) nu het advies om laagopgeleiden vier jaar eerder van hun pensioen te laten genieten dan hbo’ers en universitair opgeleiden.
Dit systeem zou volgens het NIDI eerlijker zijn: nu heeft een hoogopgeleide 67-jarige gemiddeld nog 21,6 jaar te leven, tegenover 18 jaar voor een laagopgeleide leeftijdgenoot.
In totaal pleit het NIDI voor drie pensioenleeftijden: één voor laagopgeleiden (vmbo, mbo 1 of de eerste drie klassen havo of vwo), een voor middelbaar opgeleiden (havo- of vwo-diploma, mbo 2 en hoger) en één voor hoogopgeleiden (hbo of universiteit).
Maar deze plannen uitvoeren lijkt nog een hele kluif, omdat er discussie kan ontstaan over de grensgevallen: iemand die hoogopeleid is, maar zwaar werk heeft gedaan en daardoor kort van zijn pensioen kan genieten, heeft in dit systeem pech. Bovendien kost het plan geld. In het geval dit advies opgevolgd wordt, zijn er over drie jaar vijf procent meer gepensioneerden.
Desondanks is volgens de onderzoekers van het NIDI deze oplossing in elk geval beter dan het onlangs uitgelekte voorstel van werkgeversclub VNO-NCW en vakbond FNV om de algehele pensioenleeftijd te bevriezen op 66 en daarna tot 67 jaar in 2025 te laten stijgen. Want daar wordt geen rekening gehouden met de verschillen tussen hoog- en laagopgeleiden.