De kogel is door de kerk: minister Schouten heeft de nieuwe pensioenwet door de Eerste Kamer geloodst en deze wet wordt vanaf 1 juli 2023 van kracht. Wat betekent deze nieuwe wet voor gepensioneerden?
In de Wet Toekomst Pensioen staan de spelregels voor de aanvullende pensioenen die veel werknemers opbouwen bij een pensioenfonds. Deze opbouw is verplicht bij het fonds daat de pensioenen voor deze sector beheert. Zo is ABP het grootste pensioenfonds voor ambtenaren en PFZW een groot fonds voor medewerkers in de zorg. Ook in het nieuwe stelsel blijven deze fondsen bestaan. Naast de aanvullende pensioenen, houden we ook in het nieuwe stelsel recht op het 'staatspensioen': de AOW.
In eerste instantie zouden fondsen door deze nieuwe wet per 1 januari 2027 over moeten stappen op het nieuwe stelsel, maar ze krijgen één jaar extra de tijd: tot 1 januari 2028. Bij de behandeling in de Eerste Kamer was er een sprake van nog meer uitstel, maar dat is vooralsnog niet aan de orde.
De belangrijkste veranderingen:
- In dit nieuwe stelsel wordt één groot collectief pensioenvermogen omgezet naar min of meer individuele potjes
- De hoogte van het pensioen is niet meer gegarandeerd, maar wordt afhankelijk van de resultaten op de beurs
- De kans op indexatie, waardoor het pensioen meestijgt met inflatie, wordt daardoor groter
- De kans op verlagen wordt ook groter, omdat resultaten op de beurs directer doorwerken op het eigen pensioen. Voorheen werden die risico's meer verdeeld.
- De 'doorsneepremie' verdwijnt. Nu bouwt iedereen met een ingelegde euro ongeveer evenveel pensioen op. Dat klinkt logisch, maar is niet helemaal eerlijk. Want een euro van iemand van 23 rendeert veel langer dan iemand van 58. Zo betaalt 'jong' min of meer ongemerkt voor 'oud'. Zolang iedereen dat doet, is dat geen probleem, want later betaalt een andere jongere ook voor jouw pensioen.
- Er komt een compensatieregeling. Nu er gestopt wordt met de doorsneepremie is dat wel een probleem voor een flinke groep, die al wel betaald heeft voor 'ouderen', maar daar niets voor terugkrijgt. het gaat grofweg om de groep 40 tot 50 jarigen. Die lopen een verwacht voordeel mis. Hoeveel ze mislopen is niet duidelijk en verschilt van geval tot geval, maar voor hen komt een compensatieregeling. Hoe die eruit ziet, moeten pensioenfondsen nog verder uitwerken.
- Het nabestaandenpensioen wordt eenvoudiger. Nu worden nabestaanden soms geconfronteerd met een tegenvallend pensioen, bijvoorbeeld omdat de overledene kort daarvoor van baan is gewisseld. Nu wordt het nabestaandenpensioen maximaal 50 procent van het laatstverdiende salaris, ongeacht het aantal dienstjaren.
- Het wordt fiscaal aantrekkelijker om bij te sparen voor extra pensioen via een lijfrente of banksparen: we krijgen de komende jaren meer 'jaarruimte', want die stijgt al per 1 juli 2023 naar 35.000 euro per jaar.