Het ABP ziet zich door de financiële positie gedwongen om de pensioenpremies te verhogen. De stijging komt volledig voor rekening van de overheid en de pensioenopbouwers zelf.
Het ABP, het pensioenfonds voor leraren en ambtenaren, stijgt volgend jaar met 2,3 procent. De premie die nu nog op 18,8 procent ligt, stijgt per 1 januari 2017 naar 21,1 procent. De belangrijkste redenen die hiervoor gegeven worden, zijn de lage rente, het lage verwachte rendement en de stijgende levensverwachting.
Niet de laatste
De verhoging is volgens ABP-bestuursvoorzitter Corien Wortman-Kool niet de laatste. Zij verwacht dat de premie de komende jaren nog een aantal procentpunten verder stijgt. Hoeveel het precies zal zijn, hangt volgens haar af van de toenemende levensverwachting en de verhoging van de AOW-leeftijd.
Geen indexatie
De pensioenpremie mag dan omhoog gaan, de pensioenen stijgen niet mee. De financiële situatie bij het ABP laat het niet toe om de pensioenen met de gemiddelde prijzen mee te laten stijgen. Als het ABP aan het eind van dit jaar minder in kas heeft dan het minimum, dan kan er sprake zijn van kortingen op de pensioenen. Door het ontbreken van indexaties is er in de periode 2009-2016 een gat ontstaan van bijna 12 procent ten opzichte van de inflatie in Nederland.
Extra uitgaven
Door de premieverhoging is de overheid, die 70 procent van de premie betaalt, 500 miljoen euro extra kwijt. De overige 200 miljoen komt voor rekening van de pensioenopbouwers. Voor iemand met een inkomen van 3.500 euro bruto per maand betekent dit dat hij of zij elke maand 11 euro extra afdraagt aan het pensioenfonds.
Bronnen: ABP en Financieel Dagblad