Kritiek op de rekenrente

De Nederlandse pensioenfondsen moeten hun toekomstige pensioenverplichtingen berekenen met een veel lager rendement dan ze in werkelijkheid maken. De rekenrente van het wettelijk Financieel Toetsings Kader is momenteel 2,8 procent terwijl de pensioenfondsen de afgelopen 22 jaar een rendement maakte van gemiddeld 7,5 procent.

Het gevolg is dat de pensioenen gekort moeten worden, maar dat de reserves zich tegelijkertijd ophopen bij de pensioenfondsen. Cees Roelofs voormalig financieel directeur en auteur van een tweetal boeken over financiële vraagstukken vindt dat er wat moet gebeuren. Het kan volgens Roelofs niet zo zijn dat de pensioenfondsen enorme nodeloze buffers opbouwen terwijl de gepensioneerden er nu op achteruitgaan.

Rekenrente

Voor een pensioen van € 1000 per maand over 30 jaar is nu met de huidige rekenrente van 2,8 procent € 437 nodig. Bij een historisch rendement van gemiddeld 7,5 procent is dat slechts € 114. Bij een voorzichtig rendement van 6 procent dan moet er steeds € 174 gereserveerd worden. Er wordt dus meer pensioenvermogen opgebouwd dan strikt noodzakelijk.

Pensioensuitkeringen

Als voorbeeld noemt Roelofs het pensioenfonds Zorg en Welzijn. Het kapitaal van dit fonds steeg in de periode 2008 – 2012 met 82 procent terwijl de pensioenuitkeringen slechts met 17 procent stegen. Pensioenfonds Zorg en Welzijn heeft momenteel 130 miljard in kas, genoeg volgens Roelofs om bij een rendement van 2 procent 50 jaar lang alle pensioenverplichtingen te kunnen betalen. De afgelopen veertig jaar maakte dit pensioenfonds echter een rendement van gemiddeld 8 procent. Het kapitaal klotst daar dus de komende jaren tegen de plinten op.

Roelofs vindt dat de Nederlandse pensioenfondsen met een reële rekenrente de toekomstige pensioenverplichtingen moeten berekenen. Op die manier kunnen pensioenen op niveau blijven en kunnen we afrekenen met de pensioenpaniek.