De meeste pensioenen zijn al meer dan tien jaar niet verhoogd, terwijl de kosten voor levensonderhoud wel stijgen. De kans dat uw pensioen in 2021 omhoog gaat is miniem. Wat betekent dit voor uw portemonnee?
Als de boodschappen elk jaar duurder worden, maar het aanvullende bedrijfspensioen blijft hetzelfde, kun je elk jaar minder doen met je geld. Dat wil niemand. Daarom is het de bedoeling dat het bedrijfspensioen (dat werknemers naast hun AOW krijgen) elk jaar een beetje omhoog gaat. Dan kun je blijven kopen wat je nodig hebt en blijven leven zoals je gewend bent.
Zo ging het altijd. Jaar in jaar uit stegen de pensioenen mee met de prijzen of de lonen. Dit wordt indexatie genoemd. Indexeren van de pensioenen was zó vanzelfsprekend dat de meeste mensen dachten dat ze er recht op hadden; dat het erbij hoorde.
Tot eind 2008. Toen brak in de Verenigde Staten de kredietcrisis uit en belandden we in een diepe recessie. Banken gingen failliet of werden op het nippertje gered door de overheid. Aandelenkoersen daalden enorm. In 2009 konden de meeste pensioenfondsen daardoor voor het eerst niet indexeren. Iedereen schrok daarvan – de gepensioneerden, maar de pensioenfondsen zelf ook. Toch was de reden wel begrijpelijk: een grote recessie, dat is een unieke situatie. In die tijd hoorden de meeste gepensioneerden voor het eerst dat ze niet automatisch recht hebben op indexatie. Niemand had ooit de kleine lettertjes van het pensioenreglement gelezen, maar het stond er echt: ‘Indexatie is voorwaardelijk, of het mogelijk is, hangt af van de financiële situatie van het pensioenfonds.’ Bij de meeste pensioenfondsen betaal je geen premie voor indexatie. De indexatie moet daardoor betaald worden uit de beleggingsresultaten. En die vielen tegen.
Tegenvallers
De pensioenfondsen beloofden dat zij deze tegenvaller zo snel mogelijk zouden goedmaken. “Zodra de beleggingsresultaten weer goed zijn, gaan we repareren en krijgt iedereen inhaal-indexatie,” klonk het. Dat liep anders. In 2013 en 2014 moesten verschillende pensioenfondsen de uitkeringen zelfs iets verlagen.
De fondsen hadden namelijk niet meer alleen met een economische crisis te maken, maar kregen er twee financiële tegenvallers bij: de rente daalde en de levensverwachting van Nederlanders steeg meer dan voorzien. Dat we gemiddeld steeds ouder worden is al langer bekend, maar elke keer blijkt dat we telkens iets ouder worden dan verwacht. De pensioenfondsen moeten daardoor langer pensioen uitkeren. Ze moeten dus meer geld achter de hand hebben dan voorzien.
Maar het grootste financiële probleem is de lage rente. Pensioenfondsen mogen de uitkeringen volgens de wet alléén indexeren als het fonds financieel gezond is. Dit is af te lezen aan de ‘dekkingsgraad’: de verhouding tussen de bezittingen van het fonds en de verplichtingen (de pensioenen die het fonds nu en straks moet uitkeren). De verplichtingen moeten de fondsen berekenen op basis van de rente. Dat is ongunstig. Als je over een jaar €100 nodig hebt en de rente zou 3 procent zijn, dan ben je er al bijna wanneer je €97 in kas hebt. Maar als de rente (vrijwel) nul procent is, zoals nu, moet je zelf zorgen dat je die €100 bij elkaar krijgt.
Wanneer de bezittingen en de verplichtingen van pensioenfondsen precies even groot zijn, is de dekkingsgraad 100. Pensioenfondsen mogen de uitkeringen aan gepensioneerden pas een beetje indexeren bij een dekkingsgraad van 110. En meestal mogen ze pas helemaal indexeren bij een dekkingsgraad boven de 120.
Minder inkomen
Het is moeilijk te zeggen hoeveel indexatie gepensioneerden precies zijn misgelopen in de afgelopen ruim tien jaar. Daarvoor zijn de verschillen tussen pensioenfondsen te groot. Ook zijn er nog steeds pensioenfondsen die wél elk jaar indexeren. Gemiddeld hebben gepensioneerden sinds 2009 zo’n 20 procent indexatie gemist, aldus de Nederlandse Bond voor Pensioenbelangen. Dat betekent niet dat zij nu 20 procent minder inkomen hebben dan ze zouden moeten hebben. Gepensioneerden ontvangen pensioen én AOW. Volgens de Nederlandse Bond voor Pensioenbelangen geldt voor de meeste gepensioneerden dat hun pensioen en AOW ongeveer even hoog zijn: de helft van hun inkomen bestaat uit AOW en de andere helft uit pensioen. En de AOW is in al die jaren wel gestegen. De gemiddelde gepensioneerde heeft hierdoor elke maand in totaal zo’n 10 procent minder inkomen dan hij of zij gekregen had als de pensioenfondsen wél geïndexeerd hadden. Uitgedrukt in euro’s: bij een aanvullend pensioen van €700 per maand kan het verlies inmiddels zijn opgelopen tot zo’n €2000 per jaar.
Meer of minder koopkracht
Als je elk jaar een beetje meer geld kwijt bent aan levensonderhoud en je inkomen stijgt niet in hetzelfde tempo mee, kun je elk jaar minder doen met je geld. Zoals economen zeggen: dan wordt je koopkracht minder. Het Nibud onderzocht de koopkracht van gepensioneerden in de periode 2010-2019. Daarbij is niet alleen naar de AOW, het aanvullende pensioen en de prijsstijgingen in de winkels gekeken, maar naar álle factoren die maken dat iemand het financieel beter of slechter krijgt. Zoals huur, hypotheek, bijtelling van het eigenwoningforfait, zorgverzekeringen, belastingen, heffingskortingen en toeslagen.
Mensen met een aanvullend pensioen dat lager is dan €5000 per jaar zijn er in koopkracht op vooruitgegaan sinds 2010, blijkt uit de berekeningen van het Nibud. Dit geldt zowel voor gepensioneerden die alleen wonen als voor stellen. Zo kregen alleenstaanden met een aanvullend pensioen tot €5000 per jaar 2,7 procent méér koopkracht.
Mensen met een aanvullend pensioen dat hoger is dan €5000 per jaar gingen er in koopkracht op achteruit. Dit geldt zowel voor alleenstaanden als stellen. Hoe hoger het aanvullend pensioen, hoe meer koopkrachtverlies. Echtparen met een aanvullend pensioen van €30.000 per jaar hebben sinds 2010 8,3 procent minder te besteden. Alleenstaanden met een aanvullend pensioen van €30.000 hebben sinds 2010 te maken met maar liefst 11,2 procent verlies aan koopkracht, aldus het Nibud.
Vooruitzichten
Bij veel pensioenfondsen was de financiële situatie eind 2019 zo beroerd, dat het erop leek dat ze in 2020 de pensioenen opnieuw moesten verlagen, ook al waren de beleggingsresultaten allang weer goed. Doordat minister Koolmees op het nippertje de regels versoepelde, hoefde dat niet. Inmiddels is de situatie er niet beter op geworden. Door de coronacrisis vallen de beleggingsresultaten van pensioenfondsen enorm tegen en zijn de vooruitzichten nog slechter. De kans dat de pensioenfondsen in 2021 wel kunnen indexeren en de pensioenen omhoog gaan, is daardoor miniem geworden. ▪
Het grootste financiële probleem voor de fondsen is de lage rente
Rekenvoorbeeld: per maand ruim €100 minder te besteden
Joke en Kees krijgen AOW en een aanvullend pensioen van €10.000 per jaar. In 2010 is hun netto besteedbaar maandinkomen €2200. Omdat de AOW steeds iets stijgt, is hun maandinkomen in 2019 €2461. Dat is €261 meer.
Maar de prijzen zijn tussen 2010 en 2019 gemiddeld met 14,7 procent gestegen. Daardoor zijn hun uitgaven maandelijks met €291 gestegen. Dat is meer dan wat zij er per maand aan inkomen bij kregen. Bovendien is de ziektekostenpremie in de tussentijd gestegen met €54. En het eigen risico met €18.
In totaal is hun koopkracht sinds 2010 elke maand €102 minder geworden. Dit is 4,7 procent van €2200. Joke en Kees zijn er sinds 2010 dus 4,7 procent in koopkracht op achteruitgegaan.
Bron: Koopkrachtontwikkeling van werkenden en gepensioneerden 2010-2019, Nibud.
‘We vinden het moeilijk om rond te komen’
Beeldend kunstenares Miriam Piña (69) en haar man Jan Douma (77) hebben in het onderwijs gewerkt. Op haar 65ste ging Miriam met pensioen. Jan maakte op zijn 63ste gebruik van een vroegpensioenregeling (FPU), maar bleef nog jarenlang werken als bouwbegeleider bij scholenbouw. Ze krijgen allebei AOW. Miriam heeft €678 netto aanvullend pensioen per maand, Jan €929. Hij heeft meer pensioen opgebouwd, maar een deel ervan is voor zijn ex-partner.
Miriam: “Wij merken al jaren dat de boodschappen steeds duurder worden en we minder kunnen kopen. Het pensioen van Jan is al meer dan tien jaar hetzelfde. Mijn pensioen is lager dan ik verwachtte. Ik heb pensioenoverzichten waarop staat dat ik €784 per maand zou krijgen, maar toen ik met pensioen ging, was het €678. Dat is het nog steeds. Een jaar niet indexeren scheelt niet zo veel, maar voor ons scheelt het nu te veel. We vinden het moeilijk om rond te komen. Onze hypotheek is elke maand een hoge last, verder leven we sober. Als we iets nodig hebben, zoek ik het op Marktplaats. Met €200 per maand méér zou het ons beter vergaan; ons pensioen indexeren zou zeker helpen. Maar ik verwacht eerder dat we dadelijk weer gekort gaan worden. Nu zoek ik werk. Ik had gesolliciteerd in het onderwijs en als taxichauffeur, om kinderen naar school te rijden of vakantiegangers naar Schiphol. Maar toen kwam de coronacrisis ertussen.”