Het kabinet heeft de pensioenproblemen doorgeschoven tot na de verkiezingen. Maar ondertussen tekenen zich langzaam de contouren af van een nieuw pensioenstelsel.
Bij twee miljoen gepensioneerden en werkenden viel onlangs een briefje in de bus waarin het pensioenfonds alvast aankondigt dat er volgend jaar (weer) gekort gaat worden. Het zijn niet de minste fondsen die deze onheilstijding de deur uit lieten gaan, zoals ABP (ambtenaren), PFZW (zorg en welzijn), PME (metalektro) en PMT (metaal). Ook kortingen in 2018 en 2019 zijn door de aanhoudend lage rente onvermijdelijk, waarschuwen sommige pensioenfondsen. Een schrale troost is dat het kabinet op de valreep nog 1,5 miljard euro op de begroting gevonden heeft. Met dit geld wordt de koopkrachtontwikkeling van gepensioneerden volgens het Centraal Planbureau (CPB) geraamd op 0,7 procent.
Dekkingsgraad in zicht
Eind dit jaar besluiten de fondsen welke maatregelen zij moeten nemen om hun reserves voor de komende veertig jaar op peil te houden. Door de lage rente hebben zij te weinig geld in kas om op de lange duur alle pensioenen te kunnen uitkeren. Veel pensioenfondsen naderen de kritische grens van een dekkingsgraad van 90 procent. Dat wil zeggen: voor elke euro die zij op de lange termijn aan hun gepensioneerden moeten uitkeren, zit nog maar negentig cent in de kas. Komen zij onder die grens, dan verplicht de wet hen te bezuinigen.
Mogelijke maatregelen
Pensioenfondsen kunnen op tal van manieren bezuinigen:
• De indexatie stopzetten. Het is de afspraak dat de pensioenen elk jaar meestijgen met de prijzen. Veel fondsen hebben de indexatie echter al opgeofferd. Bij een inflatie van bijna 0 procent heeft een gepensioneerde daar momenteel weinig last van. Maar loopt de inflatie op tot bijvoorbeeld 2 procent, dan gaan gepensioneerden er in koopkracht op achteruit omdat het pensioen minder waard wordt.
• De uitkeringen verlagen. Voor veel 65-plussers wordt dit volgend jaar de bittere realiteit. Iemand met een gemiddeld pensioen van €700 per maand, levert bijvoorbeeld bij een verlaging met 3 procent €21 per maand in.
• De premies verhogen. Pensioenfonds ABP bijvoorbeeld verhoogde dit jaar per 1 april de pensioenpremie met 1 procent. Dat betekent dat ambtenaren sindsdien maandelijks gemiddeld 8 euro bruto meer aan premie betalen.
• Langer doorwerken. Bij de AOW is al besloten tot langer doorwerken: de AOW-leeftijd stijgt mee met de levensverwachting. Dat gaat best hard: wie nu 25 is, hoeft voor zijn of haar 71ste niet op AOW te rekenen. Veel pensioenfondsen hebben al besloten de verhoging van de AOW-leeftijd naar 67 jaar te volgen.
Het alternatief
De pensioenwereld discussieert momenteel over een ingrijpend pensioenplan van de Sociaal-Economische Raad (SER). Daarin wordt geopperd iedereen een eigen pensioenspaarpot te geven bij het pensioenfonds. Dit persoonlijke potje vult zich naarmate de werknemer ouder wordt. Maar: hoe lager de rente is, des te minder geld er in dit potje komt. Garanties over een eindbedrag bestaan straks niet meer.
Eén grote collectieve pot voor alle gepensioneerden
Tot nog toe gaan alle gespaarde pensioeneuro’s in één grote collectieve pot, die gevuld wordt door de werkenden en hun baas. Hieruit krijgen alle gepensioneerden betaald. Deelnemers ontvangen nu jaarlijks een pensioenbrief waarin staat hoe hoog de uitkering kan uitpakken als zij met pensioen gaan. Dat lijkt een belofte, maar is eerder een slag in de lucht. De voorspelling gaat er nog van uit dat iedereen veertig jaar bij een baas werkt. In werkelijkheid wisselen mensen steeds vaker van baan, lopen ze pensioenbreuken op, gaan ze korter werken of worden ze door een reorganisatie gedwongen op te stappen.
Solidaiteitsbeginsel
Het huidige pensioenstelsel is gebaseerd op solidariteit: jongeren betalen premies waarmee het fonds de uitkering van ouderen financiert. Als de jongeren zelf met pensioen gaan, betaalt de volgende generatie voor hen. Dat laatste is evenwel geen zekerheid meer. Dit solidariteitsbeginsel tussen jong en oud wordt geschrapt in het nieuwe pensioenplan. Iedereen krijgt zijn eigen privépotje.
Stroppenpot
Wat blijft, is verplicht pensioensparen bij een fonds. Bij een pensioenfonds krijg je uiteindelijk gemiddeld drie keer de premie-inleg terug als uitkering. Er komt straks ook een collectieve stroppenpot voor tegenslagen. In goede tijden stort iedere werknemer een deel van zijn persoonlijke potje in deze buffer. In slechte tijden vult dit noodfonds de individuele potjes een beetje aan. Zo biedt de stroppenpot enige bescherming tegen risico’s als langer leven, een lage rente of tegenvallers op de beurs. Voor de huidige generatie gepensioneerden heeft dit ingrijpende plan als voordeel dat de financiële situatie van hun pensioenfonds stabieler wordt. Pensioenverlagingen en indexatie-pauzes zullen in de toekomst niet gauw meer voorkomen.