Volgens de Troonrede van Koning Willem Alexander worden pensioenen 'persoonlijker' en 'transparanter'. Wat betekent dat voor onze pensioenen en de AOW?
De plannen voor een nieuw pensioenstelsel zijn niet nieuw, want daar wordt al jaren over gepraat. Dat leidde vorig jaar tot een nieuw pensioenakkoord en moet dus in 2021 leiden tot een nieuwe pensioenwet. De belangrijkste punten zetten we op een rij.
AOW
Eerst zou de AOW-leeftijd sneller stijgen en daarna gekoppeld worden aan de levensverwachting. Dit is al in de eerste ronde van het Pensioenakkoord aangepast, de AOW-leeftijd blijft daardoor in 2020 en 2021 66 jaar en 4 maanden. In 2022 stijgt de AOW-leeftijd met 3 maanden en komt in 2024 uit op 67 jaar.
Jaar De AOW-leeftijd was De AOW-leeftijd wordt
2020 66 jaar en 8 maanden 66 jaar en 4 maanden
2021 67 jaar 66 jaar en 4 maanden
2022 67 jaar en 3 maanden 66 jaar en 7 maanden
2023 67 jaar en 3 maanden 66 jaar en 10 maanden
2024 67 jaar en 3 maanden 67 jaar
Vanaf 2025 zou de AOW-leeftijd gekoppeld worden aan de gemiddelde levensverwachting: ieder jaar dat we gemiddeld langer leven, zou de AOW ook één jaar opschuiven. Dat wordt nu acht maanden. Vooral 60-plussers profiteren van deze aanpassingen. De hoogte van de AOW wordt twee keer per jaar aangepast. De actuele bedragen vindt u hier.
De AOW is deels gekoppeld aan het minimumloon en stijgt daardoor over het algemeen mee met de inflatie. In 2021 geeft de overheid 42 miljard euro uit aan de AOW.
Werknemers met een zwaar beroep kunnen eerder stoppen met werken. Tot drie jaar voor de AOW-leeftijd kunnen ze bij de werkgever een uitkering aanvragen ten hoogte van de AOW. Dat leidt dan wel tot een lager aanvullend pensioen en dit moet nog goedgekeurd worden door het parlement. Onder meer over de definitie van wat een zwaar beroep is, is nog onduidelijkheid.
Aanvullend pensioen
Naast het 'staatspensioen', de AOW, betalen miljoenen werknemers pensioenpremie voor een aanvullend pensioen via de werkgever. Dat geld gaat nu op een grote hoop bij het pensioenfonds en daar krijgen we een 'pensioenbelofte' voor terug. Maar deze harde toezegging is met de huidige rekenregels zo lastig waar te maken, dat het pensioenstelsel nu anders wordt ingericht. Individueler. Je stort straks geld in je eigen pensioenpot, die het pensioenfonds voor je beheert. Het resultaat daarvan bepaalt hoe je pensioen er straks uit komt te zien. Dat brengt meer risico met zich mee, want pensioenen gaan straks jaarlijks meestijgen of dalen met de economie. Zit het mee, dan krijg je iets meer, zit het tegen dan krijg je minder.
Bas Werker, hoogleraar aan de Universiteit van Tilburg legt het uit (tekst gaat door onder de video)
Hoe groot de risico's zijn die we straks lopen, is niet bekend. Nu beleggen fonsen ook al pensioengeld en boeken over het algemeen goede resultaten. Maar dat is geen garantie voor de toekomst, ondanks allerlei veiligheidskleppen. Hoeveel kan ons pensioen straks gaan schommelen? Hoe worden de risico's verdeeld tussen jong en oud? Ook hier mogen de fondsen straks 'binnen kaders' veel zelf bepalen.
Wel zijn er inmiddels wat veiligheidskleppen op bedacht. Het risico wordt onder meer verdeeld over de leeftijden. Tegenvallers komen meer op de schouders van jongeren, omdat er bij hen nog ruimte is voor herstel. Er wordt voor ouderen anders (voorzichtiger) belegd dan voor jongeren. En er komt een solidariteitsfonds. Daarin gaat 10 procent van het belegde vermogen om de grootste klappen op te vangen.
Er is veel gedaan om kortingen volgend jaar te voorkomen. De pensioenfondsen krijgen daarom voor 2021 meer 'rekenruimte'. De dekkingsgraad hoeft geen 100 procent te zijn, maar 90 procent is genoeg. Dat zou veel kortingen kunnen beperken en wellicht voorkomen, maar helemaal zeker is dat niet. Het grootste pensioenfonds voor ambtenaren ABP heeft bijvoorbeeld ook nu (september 2020) een lagere dekkingsgraad. Als dat in december nog steeds zo is, dreigen er alsnog kortingen voor miljoenen gepensioneerden.