Dieren zijn gek op de zomer! Lekkere temperaturen, er valt genoeg te eten en de jongen kunnen al tegen een stootje. Waar en wanneer kunnen we ze het best bekijken in het wild? De ‘Big Five’ op zijn Hollands.
Wild Zwijn
Geen dier dat zijn aanwezigheid zó duidelijk maakt als het wild zwijn. Met zijn gewroet op zoek naar wortels, larven en wormen, en zijn uitbundig baden in de modder veroorzaakt hij ravages. Zijn twintig centimeter lange bek met wroetschijf – de harde, ronde schijf met de twee neusgaten – is ijzersterk en de tong is ongekend lenig. Dat is nodig ook, want de ever is behoorlijk tuttig met eten. Van zand en andere ongerechtigheden houdt hij niet. Een béétje wild zwijn weet wormen en kevers zonder één korrel zand in te slikken.
Leven in groepen
Voedsel zoeken kost ’m dan ook veel tijd. En dat geldt hoog zomer zeker voor de zeugen. Hun jongen zijn nog niet zelfstandig en zogen kost veel energie. De vrouwen leven samen met hun jongen in groepen. En dat is hard nodig, de wereld is vol gevaren. Zelfs de topzware mannen loeren op hun jongen; een malse bout gaat er prima in.
Waar?
De Meinweg (Limburg), de Hoge Veluwe, de bossen van Grolloo en Schoonloo, het Rijk van Nijmegen.
Wanneer?
Schemer is het beste. Evers zijn actief als het donker wordt. Sta stil. Stilstaande objecten, ook mensen, zien ze nauwelijks. Let op de wind, want ze ruiken uitstekend.
Viervlek
Het zijn drukke tijden voor de viervlek, een middelgrote libel uit de korenboutfamilie. Vanaf hun uitkijkposten langs de waterkant houden de mannen de wacht. Rivalen worden met felle uitvallen weggejaagd, vrouwen razendsnel vastgegrepen. Er wordt gepaard en kort daarna zet het vrouwtje eitjes af door steeds het achterlijf in het water te dopen.
Jonge libellen
Tegelijkertijd komen er uit datzelfde water jonge libellen tevoorschijn. Ze hebben als larve twee tot drie jaar onder water geleefd tot ze voldoende groot waren om, zoals dat heet, uit te sluipen. Hierbij kruipt de larve langs een stengel omhoog tot boven het water. De huid breekt open en heel voorzichtig komt de libel tevoorschijn. De jongemannen blijven bij het water rondhangen en zijn meteen belust op seks. De vrouwtjes mijden het water de eerste paar dagen. Zij moeten eerst wat eten; eitjes aanmaken kost energie.
Waar?
Vinkeveense Plassen, de Kampina, de Weerribben, Fochteloërveen. Bij stilstaand water met veel waterplanten.
Wanneer?
Bij zonnig weer en maximaal windkracht vier.
Lepelaar
De lepelaar is de ideale vogel voor beginnende spotters, want de spatelvormige bek is onmiskenbaar. Gelukkig broeden er steeds meer in ons land – nu zo’n drieduizend broedparen. Dat broeden doen ze het liefst in kolonieverband, zo mogelijk in de buurt van meeuwenkolonies. Meeuwen zijn namelijk agressief naar indringers en daar profiteert de lepelaar van. Een enkel door de meeuwen opgegeten jong nemen ze voor lief. Die karakteristieke snavel is wel handig om mee te vissen, maar als wapen niet direct geschikt.
Voedsel
Bij dat vissen op stekelbaarsjes en garnalen maait de vogel met de geopende snavel door het water. Garnalen en kleine visjes slikt de vogel meteen in; grote vissen worden met een flinke zwiep opgegooid en ‘in de goede richting’, met de kop vooruit, weer opgevangen. Soms werken lepelaars samen. In een dichte linie stappen ze door het water; geen prooi ontsnapt!
Waar?
Grote broedkolonies op Schiermonnikoog, Texel en in het Quackjeswater in Voornes Duin (Zuid-Holland).
Wanneer?
Tijdstip maakt weinig uit. Zon in de rug en verrekijker mee!
Levendbarende hagedis
De levendbarende hagedis kent fantastische trucs. Neem alleen al het vermogen de staart af te werpen om zo aan een vijand te ontkomen. Of zijn manier van voortplanting. Zoals de naam zegt, baart de levendbarende hagedis geen eieren, zoals gebruikelijk bij reptielen, maar ‘kant-en-klare’ jongen. De eieren worden binnen het lichaam uitgebroed. Reptielen zijn koudbloedig, dus moet het vrouwtje met haar buik plat tegen de grond langdurig zonnen om voldoende warmte op te vangen.
De jongen
De jongen worden tussen juli en september geboren. Elk jong is dan nog omgeven met eivlies, maar breekt daar vrijwel meteen doorheen. Zo klein als het is, weet het met schaduw en zon de lichaamstemperatuur perfect te reguleren én zelf een kostje van luizen en andere insecten bijeen te scharrelen.
Waar?
De Meinweg (Limburg), Fochteloërveen, Dwingelderveld, de Groote Peel (op de grens van Limburg en Noord-Brabant).
Wanneer?
Vooral in de namiddag. Zonnende dieren liggen aan de zonzijde van pollen pijpenstrootje (een grassoort) of bijvoorbeeld heidestruikjes.
Vos
Vossen weten zich perfect aan te passen en kunnen daardoor vrijwel overal overleven. Meer dan een droge plek om een hol te maken is niet nodig. Kieskeurig is Reynaerde allerminst, dus een ‘eenvoudig doch voedzaam maal’ vinden is nooit een probleem. Per dag een halve kilo. Van afval tot vogels en van wespenbroed tot muizen: alles gaat erin.
Tactiek voor voedsel
Voor elke prooi heeft hij een andere tactiek. Eieren worden heel voorzichtig met een hoektand geopend en lekker leeg geslobberd, egels met een tikje op de rug gerold en in hun stekelloze buik gebeten, konijn of haas met een sprintje van zestig kilometer per uur achterna gezeten. Het leukst is wel de muizensprong. Na het stilletjes besluipen van een muis of sprinkhaan, springt de vos met vier poten tegelijk omhoog om pardoes en pontificaal op de prooi neer te komen. Geen ontsnappen aan!
Waar?
Bijna in heel Nederland en vooral in de Amsterdamse Waterleidingsduinen, de kuststrook tussen Den Haag en Meijendel, de Oostvaardersplassen.
Wanneer?
De vos is vooral ‘s nachts actief, dus in de schemer. In de zomer zoeken zogende wijfjes langer naar voedsel en zijn dus makkelijker te zien.
- Plus Magazine