Meer leven in de tuin met boom en struik

Tuinieren in maart

Een tuin vol met struiken en bomen
Getty Images

Biodiversiteit is het toverwoord van nu. Een natuurlijkere beplanting, voor een tuin waarin vogels en insecten zich thuis voelen. Hoe creëer je zo’n groene plek vol leven?

Het voordeel van de gevorderde leeftijd – ik heb het over de mijne – is dat je over een langere periode kunt terugkijken. Daardoor zie je scherp hoe de tuinmode is veranderd. Waarom worden er tegenwoordig geen bolacacia’s meer geplant? Waar is de zitkuil gebleven? Of de bielzentuin?

Het modewoord van nu is biodiversiteit. Dat is een tamelijk vaag begrip waaraan iedereen een eigen uitleg kan geven. Wat de tuin betreft verstaan we eronder: het streven naar een tuin met meer vogels en insecten, en met een natuurlijker beplanting dan voorheen. Hoe ziet zo’n biodiverse tuin eruit? Daarover kun je twisten. De een plant een vlinderstruik terwijl een scherpslijper er fijntjes op zal wijzen dat je inheemse insecten niet helpt met een uitheemse struik. Vlinders leggen eitjes. Daaruit komen rupsen en die blieven geen blad van een vlinderstruik.

Vlinder
Getty Images

Een boom voor biodiversiteit en schaduw

Dezelfde discussie wordt gevoerd over vaste planten. Geranium ‘Rozanne’ is een geweldige doorbloeier, maar je ziet meer insecten op de inheemse veldsalie. Volgens mij is die hele discussie overbodig. Een tuin is geen natuur – eerder het tegenovergestelde daarvan. Het zou in de tuin geen of het een, of het ander moeten zijn, maar en-en. Bovendien: de evolutie staat nooit stil. Wat nu geen insecten trekt doet dat over twintig jaar misschien wel. Een mooi voorbeeld is het groot avondrood. Nee, geen bejaardenhuis maar een prachtige roze-met-olijfgroene pijlstaartvlinder die ’s nachts nectar drinkt uit kamperfoeliebloemen en die zijn eitjes legt op wilgenroosjes. Maar ja, wie wil er wilgenroosjes in zijn tuin? Dat zijn woekeraars van jewelste. Gelukkig zijn de dikke rupsen ook dol op fuchsia’s. Wilgenroosjes en fuchsia’s behoren tot dezelfde plantenfamilie en dat de fuchsia geen heemplant is, wordt door deze heemvlinder niet als een bezwaar gezien. Een argument waarmee je iedere heemplantenfanaticus om de oren kunt slaan.

Wat in ieder geval als een paal boven water staat, is dat je de bio­diversiteit in één klap enorm vergroot door een boom te planten. Niet alleen insecten en vogels, maar ook schimmels en korstmossen zullen hiervan profiteren. Daarnaast plegen wij een goede daad. Iedere boom legt CO₂ vast en vangt fijnstof af. En fijn voor ons: de temperatuur onder een boom is op een warme dag een paar graden lager dan onder een tuinparasol.

Heggen snoeien
Getty Images

Fruitboom: voor alle tuinen

In kleine tuinen zou je waarschijnlijk eerder een struik planten dan een boom. Inheemse struiken zijn er genoeg, maar zijn ze ook mooi? Hazelaars en kardinaalshoeden zijn best aardig, maar ze staan tot de herfst voornamelijk saai te zijn. Bijen en hommels – en later in het jaar vogels – zijn gek op sierappels maar inheems zijn die niet. En waarom zou je eigenlijk een sierappel willen planten als het ook een heerlijke notaris- of sterappel kan zijn?

Al vergeet je het weleens: wijzelf maken ook deel uit van de biodiversiteit. En dan is een fruitboom geen gek idee. Insecten tijdens de bloei en vruchten later in het jaar. Die hoef je niet allemaal alleen op te eten; merels en zanglijsters smullen ervan, maar ook vlinders als atalanta’s en dagpauwogen zijn dol op rottend fruit. Voor kleine tuinen zijn er kleine fruitbomen als mispels en amandelboompjes. En voor op het terras bestaan er miniboompjes die zelfs in een kuip willen groeien: patiofruit worden die genoemd.

Maar ik hoor de bezwaren al: wat als oma over een rotte juttepeer uitglijdt en haar enkel breekt? En trekt afgevallen fruit niet ook muizen en ratten aan? Die maken ook deel uit van de biodiversiteit, maar in de tuin zijn ze minder gewenst. Dat geldt ook voor slakken. Biodiversiteit prima, maar we blijven wel selectief.

Ster onder de struiken

Een topper onder de grote struiken, of kleine meerstammige bomen – eigenlijk is er geen verschil – is de Japanse kornoelje (Cornus kousa). In de eerste week van mei ontvouwen zich de bleekgroene, vierpuntige bloemen, om zich in de loop van een week of vier wijd te openen tot crèmewitte sterren. Tegen het einde van juni verkleuren die sterren naar rozerood.

Als de Japanse kornoelje nog jong is staan zijn takken schuin omhoog, maar naarmate de struik ouder wordt, groeien zij steeds meer in een horizontaal vlak. De bloemen verschijnen aan dunne, opgaande steeltjes en worden op die horizontale takken gepresenteerd als op een tafel. Als de Japanse kornoelje in volle bloei staat, bloeit hij zo rijk dat de struik onder de bloemen verdwijnt. Een bloeiende struik bij maanlicht is een onvergetelijk schouwspel: in het donker vallen blad en takken weg waardoor de bloemen als duizenden sterren aan het firmament lijken te zweven. Geen wonder dat gekweekte selecties namen dragen als ‘Milky Way’, ‘Summer Stars’ en ‘Galaxy’.

Pas tegen het einde van juli valt het bloemblad uiteindelijk af, om plaats te maken voor de donkerrode vruchten die op aardbeien lijken en die de takken onder hun gewicht doen buigen. Die vruchten zijn eetbaar, maar smaken naar niks. Het blad van een kornoelje heeft veel karakter, met zijn levendige glans, zijn diepliggende nerven, zijn golvende rand en zijn elegant gedraaide puntje. In de late herfst verkleurt het naar bordeauxrood.

Magnolia
Getty Images

De keuze is reuze

Natuurlijk schrijf ik het liefst over mijn eigen favorieten, maar voor wie een struik of boom wil planten is er keus te over. Hou je van grote, opvallende bloemen? Plant een magnolia. Vind je geur belangrijk? Kies een jasmijn of een sering. Tuinier je op zure grond? Ga voor een esdoorn, al dan niet Japans, of een acacia (die eigenlijk Robinia heet). En neem dan geen bolacacia maar een gewone, met geurende witte bloemtrossen in juni. Het hele zomerseizoen heb je lichte, gefilterde schaduw. Liever een vroege bloeier? De judasboom bloeit in de lente met wolken van kleine roze bloemen die je desgewenst ook nog over de sla kunt strooien.

Plant eens een Cercidiphyllum die in vlammende kleuren de herfst ingaat en waarvan de karamelgeur van het afgevallen blad vijftig meter verder te ruiken is. Of een ginkgo, dat levende fossiel, waarvan ieder blad op een waaiertje lijkt. En waarvan de vruchten een uur in de wind stinken. Plant niet steeds diezelfde saaie leilinden, bolcatalpa’s of glansmispels. Kies eens iets anders. Maart is een goede plantmaand.