De gemeentelijke woonlasten stijgen dit jaar aanzienlijk sterker dan de inflatie. De stijging is het hoogst sinds 2007. Huurders betalen 5,1 procent meer, eigenaar-bewoners 4,3 procent. De afvalstoffenheffing stijgt met 5,9 procent. Ter vergelijking: de inflatie is 1,6 procent.
Dit meldt het COELO (Centrum voor Onderzoek van de Economie van de Lagere Overheden) van de Rijksuniversiteit Groningen. COELO onderzocht voor het jaarlijkse overzicht de tarieven van 40 grote gemeenten, waar 41 procent van de Nederlandse bevolking woont.
De gemeentelijke woonlasten voor eigenaar-bewoners stijgen gemiddeld met dertig euro tot 734 euro per jaar. De stijging komt vooral op het conto van de afvalstoffenheffing, die met 17 euro stijgt. De gemiddelde ozb-aanslag gaat met bijna tien euro omhoog en de rioolheffing met drie euro. In Leiden zijn de woonlasten het hoogst (878 euro). In Den Haag het laagst (597 euro). Huurders betalen gemiddeld 18 euro meer dan vorig jaar.
Afvalstoffenheffing
Met de afvalstoffenheffing betalen gemeenten de afvalinzameling en –verwerking. Een huishouden betaalt gemiddeld 306 euro, 5,9 procent meer dan in 2019. Deze stijging komt doordat het Rijk in 2019 de afvalstoffenbelasting verhoogde met 139 procent. Een deel van de gemeente heeft de kostenstijging betaald uit de reserves en rekent de stijging nu pas door aan de inwoners. Daarnaast hebben gemeenten minder inkomsten doordat ingezameld papier en plastic minder opbrengt.
In Nijmegen betalen huishoudens het minst: 40 euro, omdat een deel van de kosten wordt betaald uit de ozb. Daar staat tegenover dat de ozb in Nijmegen met 569 euro het hoogst is van 40 grote gemeenten. Haarlem heeft met 392 euro de hoogste afvalstoffenheffing.
Bron: Coelo