Sinds het dieptepunt op de woningmarkt in 2013 zijn woningen gemiddeld weer 12 procent in waarde gestegen, maar de verschillen tussen de regio's zijn groot. In het westen en een deel van het zuiden gaat het herstel snel, terwijl het tempo in het noordoosten achterblijft.
Dat blijkt uit cijfers van Calcasa. In het noordelijk deel van de Randstad stegen de woningprijzen met vijftien procent of meer vergeleken met het dal in 2013. De stijging is het grootst in Amsterdam, met 29,1 procent, gevolgd door Haarlem (21,8 procent), Heemstede (21,3 procent), Utrecht (21,2 procent) en Bloemendaal (21,2 procent). In Zuidwest-Friesland, Noord-Overijssel en Oost-Groningen is een woning gemiddeld nauwelijks meer waard geworden. Het minst stegen de prijzen in Dalfsen (1,7 procent), Hardenberg (1,7 procent), Zwartewaterland (1,7 procent) Steenwijkerland (2,2 procent) en Olst-Wijhe (2,3 procent).
Hoogtepunt
Gecorrigeerd voor inflatie liggen de woningwaarden in Amsterdam al weer iets boven het hoogtepunt in 2008. Het gaat om een stijging van 1,5 procent. Zonder inflatiecorrectie bedraagt de prijsstijging 13,6 procent. Daartegenover liggen in Maasdriel de woningwaarden nog ver onder de waarden van 2008: het gaat om een daling van 22,9 procent, gecorrigeerd voor inflatie. Ook in West Maas en Waal, Buren, Zaltbommel, Culemborg en Geldermalsen zijn de reële woningprijzen meer dan 22 procent gedaald.
Meer transacties
Vergeleken met het dieptepunt in 2013 staan er nu minder huizen te koop, en tegelijkertijd zijn er meer transacties. De verhouding tussen aanbod en verkoop is dus aanzienlijk verbeterd. In de regio Amsterdam is het aanbod meer dan gehalveerd en het aantal transacties verdubbeld. Het gevolg is dat driekwart van de verkochte woningen minder dan een half jaar in de verkoop heeft gestaan.