De invloed van bacteriën op onze gezondheid
Hoogleraar microbiologie Willem de Vos van de Wageningen Universiteit bestudeert de invloed van bacteriën op onze gezondheid. Hij praat ons bij over de anderhalve kilo bacteriën die we met ons meedragen. “Ze beïnvloeden zelfs ons brein en ons gedrag.”
Plus College door prof. dr. W.M. de Vos:
Iets om bij stil te staan: de meest hechte, intieme relatie in ons leven is niet weggelegd voor een geliefde of naaste. Nee, die eer gaat naar de ruim anderhalve kilo bacteriën die in ons lichaam woont. Voor hun overleving zijn zij volledig afhankelijk van ons en wij van hen. Microben (ook wel micro-organismen genoemd; bacteriën vormen daar een onderdeel van, red.) zitten overal: op onze huid, tussen de tenen en op de vingers, maar toch voornamelijk in onze darm. Samen heten ze het ‘microbioom’. Daar leven zelfs méér bacteriën dan we lichaamscellen hebben. Ze spelen een cruciale rol bij onze gezondheid.
Een tijdlang ging gezondheidsonderzoek vooral over onze erfelijke eigenschappen: ons DNA, onze genen. Maar dan mis je te veel. We hebben slechts enkele tienduizenden genen. Uiteraard zijn die belangrijk, maar het complex aan microben in onze darm is goed voor miljoenen genen. Rondom onze darmcellen zit een heel netwerk aan zenuwcellen waarmee de darmbacteriën in contact staan. Zo praten ze met ons. Met het brein, de lever, de huid, noem maar op. Ze vormen eigenlijk een extra orgaan. Dat blijkt allemaal veel belangrijker dan we ooit dachten. En het aardige van die bacteriën is: daar kunnen we iets aan doen. In tegenstelling tot ons DNA; dat ligt vast. Het microbioom is juist heel geschikt om iets te veranderen aan je gezondheid. Onze darmbacteriën reageren op interventies van buitenaf. Eten, medicatie, gedrag: het heeft allemaal effect.
Achterhalen welke darmbacterie wat doet en wat je daarmee kunt, is wel een uitdaging. Er zijn duizenden bacteriesoorten die in diverse samenstellingen kunnen voorkomen. Geen enkele samenstelling is hetzelfde. Welke microben onze darm koloniseren hangt af van ons eigen DNA, onze familiehistorie, overerving en wat we eten. Dat is voor alle mensen op de wereld anders; iedereen heeft zijn eigen, individuele microbioom. De bacteriesamenstelling over ons hele lichaam is zeer karakteristiek. Als iemand bijvoorbeeld een hotelkamer verlaat, kun je uit de wolk achtergebleven bacteriën nog aflezen wie daar is geweest.
Wel is het zo dat het microbioom van familieleden overeenkomsten vertoont. Dat van kinderen lijkt op dat van hun moeder. En dat van eeneiige tweelingen is meer vergelijkbaar dan dat van twee wildvreemden.
Zolang er niets aan de hand is, verandert het microbioom niet veel. Huisdieren en zelfs sekspartners lijken er weinig invloed op te hebben. We hebben de darmbacteriesamenstelling in de ontlasting van gezonde mensen onderzocht en dat zo’n tien, twaalf jaar later opnieuw gedaan. Dan zie je dat ze hun oude microbioomsignatuur nog steeds hebben. Dezelfde soorten bacteriën dus die we uit de grote hoop van duizenden anderen gewoon herkennen. Ook als mensen samenleven onder één dak blijft die unieke handtekening per individu zichtbaar.
Als je ouder wordt, verandert de samenstelling wel langzaam. We hebben bijvoorbeeld 100-jarigen vergeleken met 70-jarigen, hun kinderen. Die hebben een soortgelijk microbioom, maar toch zien we dan duidelijk verschillen. In de diversiteit bijvoorbeeld, wat een idee geeft over de soortenrijkdom en de hoeveelheid van de soorten: die neemt af bij sommige 100-jarigen vergeleken bij 70-jarigen.
Dat is wel iets om in de gaten te houden, want minder diversiteit aan darmbacteriën kan betekenen dat je kwetsbaarder bent voor infecties en andere verstoringen. Voldoende blijven bewegen en gezonde voeding, dat helpt allemaal. Eet vooral afwisselend. De meeste organismen die in de dikke darm leven, voeden zich met verschillende soorten vezels uit allerlei groenten en brood.
Naast het eten dat onze dikke darm bereikt, is het goed om te weten dat er ook een andere voedingsbron van bacteriën is: het slijm dat we aanmaken. Want dat doen we niet alleen in onze mond, maar ook in onze darmen. Een jaar of tien geleden zijn we begonnen om te onderzoeken welke bacteriën al dat slijm eten. Toen hebben we een bacterie geïsoleerd die slijm op een speciale snelle manier afbreekt vergeleken bij andere microben. Wat blijkt: die bacterie komt bij íédereen voor. Die moet dus wel belangrijk zijn, want we denken dat ons lichaam de beestjes voedt die goed voor ons zijn.
We hebben hem de naam akkermansia muciniphila gegeven, naar dr. Antoon Akkermans, die in dit lab heeft gewerkt maar toen met pensioen ging. Hij is overleden, maar leeft als het ware voort in onze darm. Waarom is akkermansia zo belangrijk? Nou: we zien in onze studies dat gezonde mensen veel akkermansia hebben. Zieke mensen met diabetes hebben er minder van, en dikkere mensen ook. Toen zijn we proeven gaan doen bij muizen. Geef je gewone muizen een vetrijke voeding, dan worden ze vet. Maar voeren we vette voeding aan muizen waaraan we ook akkermansia toedienen, dan worden ze niet zo vet. Ze krijgen ook minder ontstekingen die leiden tot obesitas. Dus die bacterie kan heel interessant zijn voor de gezondheid.
Het idee is vergelijkbaar met de drinkyoghurts of supplementen met bacteriën erin, die je al bij de apotheek of supermarkt kunt kopen: de zogeheten probiotica. Alleen werken die probiotica niet altijd even goed, omdat de microben daarin niet per se de bacteriën zijn die in onze dikke darm iets doen. Vaak bevatten die producten de melkzuurbacterie lactobacillus. Die groeit goed in yoghurt en zuivelproducten, maar in de dikke darm komt die maar heel zelden voor: zo’n nul komma één procent of zo. Ter vergelijking: akkermansia beslaat wel drie procent van het dikkedarmmicrobioom. Die komt dus honderden keren vaak voor en is daarom waarschijnlijk veel belangrijker.
We zijn nu bezig om van deze bacteriesoort een soort pil te maken en te testen op mensen, om te kijken of we onze darmen er gezonder mee kunnen maken. We weten nog niet of dat werkt, maar we hebben laten zien dat het in ieder geval veilig is om te geven. In principe is dit de manier waarop we nu ook bij veel van onze andere onderzoeksprojecten te werk gaan: we onderzoeken of veelbelovende darmbacteriesoorten een bepaalde rol als medicijn kunnen vervullen. Altijd met het idee: soms zijn ‘bugs better than drugs’, of in dit geval: liever bacteriën dan medicijnen.
Wat kun je zelf doen?
Vezels. Onze darmbacteriën voeden zich met een verscheidenheid aan voedingsvezels, in feite onverteerbare koolhydraten die je vooral in planten aantreft. Eet die vezels. Vooral belangrijk is dat je niet één type vezel eet, maar verschillende. Het bijbehorende voedingsadvies luidt dan ook: eet diverse granen, groente en fruit.
Probiotica. Nu al te koop zijn melkzuurbacteriën en enkele andere soorten, verpakt in drinkyoghurts of supplementen. Ze werken niet altijd even goed, maar kwaad kunnen ze niet.
Hygiëne. Houd ziekmakende microben zoals Salmonella buiten de darm, want daar krijgt je microbioom een tijdelijke klap van. Voedsel met een verlopen houdbaarheidsdatum kun je daarom beter niet eten. Was je handen wanneer nodig, maar niet te veel met antibacteriële zeep: er leven namelijk ook ‘goede’ bacteriën op de huid, die kwalijke indringers juist buitenhouden.
Wat is al bekend? En wat nog niet?
BEKEND
Zonder microben is gezond leven onmogelijk. De bacteriën die onze darm kort na de geboorte koloniseren, helpen niet alleen voedsel te verteren, ze sterken ook het afweersysteem aan. Het immuunsysteem leert met hulp van ‘goede’ bacteriën adequaat te reageren op infecties: niet te heftig, maar ook niet te slap. Bacteriën ‘praten’ met ons. Microben in de darm scheiden stofjes af die worden opgepikt door een netwerk aan regelcellen rondom de darm. Ze staan op die manier zelfs in contact met ons brein.
ONBEKEND
Oorzaak en gevolg. De darmbacterie-samenstelling is anders bij mensen met bijvoorbeeld ernstig overgewicht (obesitas). Toch weten onderzoekers in veel gevallen niet of de veranderde microben de oorzaak zijn of juist een reactie op de nieuwe situatie van het lichaam. Andere darmbewoners. In onze darmen leven ook virussen, schimmels en soms ook wormen. Wat hun rol in het grote geheel is, blijft onduidelijk. Van sommige bacteriële virussen is al bekend dat ze bijvoorbeeld ‘slechte’ bacteriën kunnen opruimen.
Dit artikel is eerder verschenen in Plus Magazine januari 2018. Nog geen abonnee van Plus Magazine? Abonnee worden doet u in een handomdraai!
- Plus Magazine