Honderd jaar geleden werd de eerste diabetespatiënt succesvol behandeld met insuline. Nog steeds is insuline het belangrijkste medicijn bij diabetes type 1. Deskundige Fred Storms over de belangrijkste nieuwe ontwikkelingen om uw bloedsuiker op peil te houden.
Vandaag de dag zijn vele soorten insuline verkrijgbaar. Van insulines die kort werken en de hoeveelheid bloedsuiker snel verlagen, tot langwerkende insulines die in kleine stapjes zorgen voor minder bloedsuiker. Wat zijn, honderd jaar na de eerste behandeling met insuline, de nieuwste ontwikkelingen? Komt de ‘kunstalvleesklier’ er inderdaad aan, zoals in kranten te lezen is? En voor welke patiënten is een insulinepomp onder de huid een goede optie? Fred Storms, medisch adviseur van Diabetes Vereniging Nederland, en gepensioneerd arts met als specialisatie diabetes, licht de nieuwste ontwikkelingen toe.
Wat is diabetes?
Bij diabetes zit er te veel suiker in het bloed. Wanneer je iets eet, stijgt het glucose (suiker) in je bloed. Normaal maakt de alvleesklier het hormoon insuline aan. Dat zorgt ervoor dat de bloedsuiker wordt opgenomen in lichaamscellen, waar het gebruikt wordt als bron van energie. Als je het hormoon insuline niet of te weinig aanmaakt, heb je diabetes. Op den duur heeft dat gevaarlijke gevolgen, zoals schade aan ogen en zenuwen, slecht genezende wonden aan de voeten, nieraandoeningen, en harten vaatziekten. Hoe beter de bloedsuikerspiegel onder controle is, hoe kleiner het risico op deze schade. Veel insulinespuiters hebben een schema van drie of vier injecties met kortwerkende insuline vóór of bij elke maaltijd, en één of twee injecties per dag met een (middel)langwerkende insuline. Dit is bedoeld om de suikerspiegel in het bloed zo gelijkmatig mogelijk te houden, want dat geeft het minst risico op complicaties.
Trend 1: biosimilars als goedkoper alternatief
Een trend waar de meeste mensen die insuline gebruiken mee te maken hebben of gaan krijgen, zijn de biosimilars. Als een nieuwe insuline een aantal jaren op de markt is, mogen andere fabrikanten dit namaken. Ze maken een vergelijkbare versie die vaak een stuk goedkoper is dan het origineel. Dit wordt een biosimilar genoemd. Gebruik je bijvoorbeeld de insuline glargine (merknaam Lantus) dan kan het zijn dat je de biosimilar Abasaglar krijgt aangeboden. Gebruik je Novorapid dan kan het zijn dat je als biosimilar aspart Sanofi aangeboden krijgt. En bij Humalog kan het lispro Sanofi zijn. “De biosimilars werken even goed en ze zijn even veilig als de originele medicijnen”, vertelt Fred Storms. “Farmaceutische bedrijven moeten dit in studies met proefpersonen aantonen. Door meer concurrentie tussen de fabrikanten zijn de biosimilars meestal goedkoper dan het originele middel. Zorgverzekeraars onderhandelen met de fabrikanten en bedingen kortingen.
Vervolgens vergoeden de zorgverzekeraars alleen nog de medicijnen van de fabrikant die de grootste korting geeft; vaak zijn dat biosimilars.” Wat kun je doen als je ineens zo’n nieuwe, andere insuline krijgt aangeboden door de apotheek in plaats van het merkmiddel? Storms: “Mijn advies aan mensen met diabetes die zich zorgen maken is: overleg met je diabetesverpleegkundige of arts. Accepteer niet dat een apotheker in zijn eentje de overstap naar een biosimilar regelt, want de afspraak is dat de zorgverlener hierbij helpt. Wie echt niet kan overstappen, bijvoorbeeld omdat de nieuwe prikpen niet voldoet, kan de arts vragen ‘medische noodzaak’ op het recept te schrijven. De zorgverzekeraar zal dan vaak toch (een deel van) dat middel vergoeden.”
Trend 2: superlang werkende nieuwe insulines
Naast de biosimilars verschijnen er ook écht nieuwe insulines op de markt. “Een bijzondere nieuwe insuline is Icodec van fabrikant Novo Nordisk”, zegt Fred Storms. “Dit medicijn hoef je maar één keer per week te gebruiken. Daardoor is het handig voor mensen met diabetes die door een ander ingespoten worden, bijvoorbeeld een thuiszorgmedewerker. Icodec komt waarschijnlijk in 2022 op de markt.”
Trend 3: de insulinepomp
Sommige diabetespatiënten gebruiken een insulinepomp die continu onder de huid insuline afgeeft en daarnaast extra doses inspuit voorafgaand aan de maaltijden. Voordeel van zo’n insulinepomp: de bloedsuiker is nóg beter onder controle en het risico op te lage bloedsuikers is kleiner. Fred Storms: “Een pomp is een goede optie als je minstens vier keer per dag insuline spuit – éénmaal om de hoeveelheid insuline gedurende de dag constant te houden, en drie keer voor de maaltijden – én als je er daarnaast alles aan hebt gedaan om met een gezondere leefstijl je bloedsuiker te verbeteren, en dit niet is gelukt. Bij een insulinepomp is het belangrijk dat je het ook emotioneel aankan, want je draagt 24 uur per dag een apparaat op je lichaam. Als je twijfels hebt, kun je deze met een psycholoog bespreken. De voordelen moeten wel opwegen tegen de nadelen.”
Trend 4: het hybride closed loop-systeem
Bij een hybride closed loop -systeem (HCL) stuurt een onderhuidse sensor om de paar minuten de bloedsuikerwaarde door naar je telefoon of een ander apparaat. Dit apparaat rekent uit hoeveel insuline je nodig hebt en stuurt die informatie door naar een insulinepomp, die precies de juiste hoeveelheid insuline toedient. Volgens Diabetes Vereniging Nederland kiezen steeds meer patiënten met diabetes type 1 voor een hybride closed loop-systeem. Er komen steeds nieuwere systemen beschikbaar. Niet iedereen krijgt het vergoed. De zorgverlener moet bijvoorbeeld vinden dat het systeem bijdraagt aan het beter controleren van de diabetes en de sensor willen vergoeden. “Er zijn inmiddels verschillende closed loop-systemen die heel goed werken,” vertelt Fred Storms, “ook voor mensen met diabetes die het jaren niet is gelukt om hun bloedsuiker stabiel te krijgen. Bij de meeste van deze systemen moet je zelf extra insuline spuiten vlak voor de maaltijd, al zijn er ook systemen die de bloedsuikerschommeling door de maaltijd opvangen.”
Trend 5: de kunstalvleesklier
De kunstalvleesklier van het Nederlandse bedrijf Inreda is uitgevonden door Robin Koops uit het Twentse Goor. In zijn schuur ontwikkelde hij het eerste prototype. Een kunstalvleesklier is een insuline- en glucagonpomp in combinatie met een glucosemeter en een algoritme. Dankzij de glucagon kan de kunstalvleesklier ook dreigende hypo’s (een te laag bloedglucose, waar je acuut erg ziek van wordt) behandelen. Daarmee gaat de kunstalvleesklier nog een stapje verder dan het hybride closed loop-systeem. Met de kunstalvleesklier hoef je geen glucosewaarden te bepalen en geen insuline of glucagon te spuiten. Je moet wel altijd een apparaatje bij je dragen ter grootte van twee smartphones. In Nederland wordt nu onderzoek gedaan naar de kunstalvleesklier, betaald door het Zorginstituut en subsidieverstrekker ZonMw.
Als de resultaten gunstig zijn, wordt de kunstalvleesklier mogelijk opgenomen in het basispakket van de zorgverzekering en vergoed. Aan het onderzoek doen twaalf ziekenhuizen mee. De kunstalvleesklier is nog niet te koop. “Ik heb meerdere patiënten gesproken die dit systeem hebben uitgeprobeerd en daardoor stabiele bloedsuikers hadden”, zegt Storms. “Hun wereld was volledig omgekiept: voorheen waren zij continu met hun bloedsuiker bezig en nu hoefden ze niets meer te doen.”
Wat is het verschil tussen type 1 en type 2?
Diabetes type 1 ontstaat meestal op de kinderleeftijd. De alvleesklier maakt niet of nauwelijks meer insuline, waardoor de suikerspiegel in het bloed stijgt. Er ontstaan klachten zoals veel dorst, veel plassen, afvallen en wazig zien. Met insuline verminderen deze klachten. Diabetes type 2 ontstaat meestal op volwassen leeftijd en gaat vaak samen met overgewicht. Ook bij deze vorm is de suikerspiegel in het bloed te hoog. Het kan bij type 2 helpen om radicaal gezonder te gaan eten en meer te bewegen. Als dat niet werkt, worden pillen voorgeschreven om de suikerspiegel constant te houden, maar soms is ook insuline nodig.
Nieuwe richtlijn diabetes type 2
Ook op het gebied vandiabetes type 2 zijn er veel ontwikkelingen >>