Mijn dochter is een paar jaar geleden gescheiden en zij heeft toen het huis toegewezen gekregen. Dit huis heeft op dit moment een WOZ-waarde van €650.000 en is onlangs getaxeerd op €700.000. Nu is mijn dochter in financiële problemen geraakt en is zij gedwongen het huis te verkopen. Haar ex heeft aangeboden om per direct het huis van haar te kopen voor de helft van de getaxeerde prijs. Ik vind dat zij dit niet moet doen maar haar problemen zijn zo groot dat zij hier mee akkoord is gegaan. Nu zegt mijn buurman, die bij de belastingdienst werkt, dat zij hierdoor een schenking doet aan haar ex waar schenkbelasting over verschuldigd is. Klopt dit?
Uw vraag lijkt heel erg op een rechtszaak die onlangs speelde bij de verkoop voor een veel te lage prijs van - in dat geval - certificaten (van aandelen) in een BV. Van belang hierbij is dat er pas sprake is van een schenking als:
1. de schenker verarmt,
2. de begiftigde (de ontvanger van de schenking) verrijkt en
3. dat sprake is van een bevoordelingsbedoeling bij de schenker.
Anders gezegd: ook al weet de schenker dat hij of zij de ander bevoordeelt, deze schenker de verrijking van de ontvanger ook moet hebben gewild. In de zaak waar ik het over heb, heeft de rechtbank (Gelderland) vastgesteld dat de vrouw vanwege geldgebrek had gehandeld uit eigen belang in plaats van uit de wil tot bevoordeling van haar ex. De rechtbank heeft dan ook geoordeeld dat daarom de aanslag schenkbelasting ten onrechte was opgelegd.
Ook in het geval van uw dochter kan volgens mij het standpunt ingenomen worden dat uw dochter niet de wil had om haar ex te bevoordelen waardoor er ook hier geen sprake is van een schenking. Uw dochter wil kennelijk liever op korte termijn geld dan een mogelijk hogere opbrengst op langere termijn. Zij heeft gehandeld uit eigen belang en niet om haar ex te bevoordelen. Als de fiscus een andere mening is toegedaan dan zal de fiscus dit standpunt moeten kunnen bewijzen.
N.B. Als u meer over de uitspraak wilt lezen, zie: Rechtbank Gelderland 18 september 2018 (gepubliceerd op 3 oktober 2018), ECLI:NL:RBGEL:2018:4002 link: https://www.recht.nl/rechtspraak/uitspraak?ecli=ECLI:NL:RBGEL:2018:4002
