Goed voor spieren, darmen en weerstand
Passievrucht wordt veel gebruikt in desserts. Maar ook het uitlepelen ervan is fijn. De vrucht is onder andere goed om de ontlasting te reguleren.
Wat is het?
Passievruchten zijn de vruchten van de passieflora, ook wel passiebloem genoemd, een klimplant die oorspronkelijk uit Zuid-Amerika komt. Ze worden geïmporteerd uit Kenia, Brazilië, Venezuela, Zimbabwe en Ivoorkust. Passievruchten hebben een niet-eetbare, leerachtige schil. Het zachte, gele vruchtvlees is geleiachtig en bevat kleine, eetbare pitjes. De smaak is friszoet en aromatisch. De gele passievrucht wordt ook wel maracuja genoemd.
Wat zit erin?
Passievruchten bevatten net als wortelen veel bètacaroteen; bijna tien keer zoveel als gemiddeld in fruit zit. Bètacaroteen kan in het lichaam worden omgezet in vitamine A, wat nodig is voor de huid, de ogen en de weerstand. Zelf is bètacaroteen een antioxidant, die de huid beschermt tegen de schadelijke inwerking van zonlicht. Vergeleken met fruit bevatten passievruchten verder ongeveer twee keer zoveel vezels, drie keer zoveel magnesium en zes keer zoveel ijzer en zink. Vezels zijn goed voor de darmen en stoelgang. De mineralen magnesium, ijzer en zink zijn nodig voor de spieren, het bloed en de weerstand.
Waar moet u op letten als u passievruchten koopt?
Kies vruchten waarvan de schil een beetje rimpelig is. Ze zijn dan nog niet helemaal rijp.
Hoe bewaart u passievruchten?
Ze rijpen na bij kamertemperatuur. Eigenlijk geldt: hoe lelijker ze eruitzien, hoe lekkerder ze zijn. Als de schil helemaal rimpelig is, zijn ze pas goed rijp. Dan moet u ze wel snel eten, anders drogen ze uit.
Hoe eet u ze?
Snijd de passievrucht doormidden en lepel het vruchtvlees met eetbare pitjes eruit. De pitjes zijn ook lekker in een salade of als garnering, bijvoorbeeld op ijs.
- Plus Magazine