Paradiso viert dit jaar zijn vijftigste verjaardag. Sonja van Hardeveld schrijft over haar herinneringen en de aantrekkingskracht van de populaire poptempel.
Als meisje van bijna tien jaar ging ik met mijn moeder met de tram richting het centrum van Amsterdam om nieuwe kleding te kopen. Het was 1968 en Amsterdam bruiste aan alle kanten. Onderweg zagen we hippies met weelderige haardossen en volle baarden, hele mooie meisjes met veelal lang blond haar, gehuld in afghaanse jassen en toeristen die zich aan dat alles stonden te vergapen.
Bij de Weteringschans zagen we een lange rij mensen die zich langzaam voortbewogen richting nummer 6. ‘Wat is daar mam?’, vroeg ik mijn moeder. ‘Och kind, dat weet ik ook niet zo precies. Iets met hippiemuziek. En dan te bedenken dat dat gebouw eerst een kerk was!’ Mijn moeder was duidelijk een nette vrouw die niets van dat rare hippiegedoe moest hebben. Dat gebouw was Paradiso, dat op 30 maart 1968 zijn deuren opende en meteen een succes en begrip werd in Amsterdam en ver daarbuiten.
Amsterdam was in de jaren zestig de flower power-hoofdstad van Europa waar de jeugd naarstig op zoek was naar een eigen plek, om muziek te maken, te debatteren en happenings te houden. In de eerste instantie kregen ze een zaal toegewezen in Felix Meritis maar deze bleek al snel te klein. Muziekblad Hitweek ging zich ermee bemoeien en publiceerde een ‘Open brief aan een wethouder’ waarna de druk op de gemeente flink wordt opgevoerd en op 9 februari 1968 kon Hitweek de opening van Paradiso aankondigen, voor 30 maart.
Mijn moeders verbolgenheid over het feit dat de gemeente het toestond dat er een poppodium kwam in een voormalige kerk was begrijpelijk maar klopte niet helemaal.
Het was het voormalige verenigingsgebouw van de Vrije Gemeente, ontworpen door architect G.B. Salm, waar vanaf 1880 onder de bezielende leiding van dominee Petrus Hermannus Hugenholtz de kersverse Vrije Gemeente haar diensten hielden. De charismatische maar zeer vrijzinnige predikant was door de kerk tot aftreden gedwongen omdat hij bijvoorbeeld de lijfelijke opstanding van Christus in twijfel trok. Ook had hij een levendige belangstelling voor niet westerse godsdiensten en las geregeld voor uit de Koran en boeddhistische en hindoeïstische geschriften. Als deze dominee in de jaren zestig had geleefd had hij zich ongetwijfeld bij de hippiescene aangesloten en vele malen Paradiso bezocht.
In 1965 verhuisde de Vrije Gemeente naar de Johannes Vermeerstraat en werd het gebouw een speculatieobject. Leegstand leek tot snelle aftakeling van het gebouw te leiden maar toen kwam Paradiso.
Vele bekende en minder bekende bands en artiesten hebben er opgetreden. The Pretty Things en Captain Beefhart maar ook bijvoorbeeld The Rolling Stones en Pink Floyd. Zelfs Lee Towers en de Zangeres zonder Naam stonden er voor uitverkochte zalen. Paradiso is niet alleen een poppodium maar ook cultureel centrum met drie podia en vele werknemers. Het is er commerciëler geworden maar nog steeds vernieuwend. En de muziek en het publiek mogen in die vijftig jaar veranderd zijn, Paradiso blijft een sterke aantrekkingskracht houden.
Uit G-Geschiedenis, foto Roy Tee (Amsterdam Museum)
Van 30 maart t/m 19 augustus is in het Amsterdam Museum de tentoonstelling 50 jaar Paradiso te zien. Lees hier meer.