Voor veel vrouwen was het lang niet vanzelfsprekend om zelf geld te verdienen. Voor sommigen was het eerste verdiende geld dan ook de salarisstrook na de echtscheiding. Pluslezeressen Jenny en Willy kregen op een heel ander moment in hun leven hun eerste baan en blikken terug.
Tot de jaren zestig was het gebruikelijk dat je als vrouw na je trouwen ontslag kreeg. Er diende immers voor het huishouden en het toekomstig gezin gezorgd te worden, en dat was de vanzelfsprekende taak van de vrouw. Vrouwen die wel bleven werken, kregen beduidend minder betaald dan hun mannelijke collega’s en maakten ook moeilijker carrière.
Twee generaties verder is er veel veranderd, maar verschillen zijn er nog altijd. Hoewel het principe van ‘gelijk loon voor gelijk werk' in 1957 geïntroduceerd werd met het Verdrag van Rome, krijgen vrouwen nog steeds minder betaald dan mannen. De loonkloof wordt maar heel langzaam kleiner. In het bedrijfsleven verdienen vrouwen 6 procent minder dan mannen en bij de overheid is dat verschil 3 procent. Dat heeft verschillende oorzaken. Belangrijkste verschil is dat veel vrouwen in deeltijd werken, Nederlandse vrouwen zijn daarin koploper binnen Europa. Hoge uurlonen worden vooral verdiend in voltijdbanen. Vrouwen onderbreken hun loopbaan ook vaker voor het gezin en voor verantwoordelijkheden binnen de familie. Daarmee lopen ze niet alleen een pensioengat op, maar ook een niet in te halen loonachterstand. Gemiddeld doen vrouwen ook meer onbetaald werk.
Een aanzienlijk deel van de loonkloof komt echter doordat een overgrote meerderheid vrouwen in relatief slechter betaalde sectoren werkt, zoals de zorg, het onderwijs en de verkoop. De beter betaalde banen worden voor twee derde door mannen bezet. Vrouwen bekleden minder leidinggevende functies en als ze die wel hebben, worden ze financieel minder goed beloond dan een man. De schatting is dat de helft van de Nederlandse vrouwen niet financieel onafhankelijk is.
Jenny van Kleij (69) uit Zandvoort verdiende haar eerste salaris toen ze 15 jaar oud was.
Mijn moeder wilde dat ik na de mulo naar een vormingsklas zou gaan waar je alles leerde over het huishouden, maar ik droomde van werken bij een reisbureau. Ik had net mijn diploma gehaald, was nog nooit in het buitenland geweest en had zelfs geen paspoort, maar ik had een sterke drang om de wereld te gaan zien. Ik heb een deal met mijn moeder gesloten: als het arbeidsbureau een baan in de reiswereld had, mocht ik daarvoor gaan en anders zou het de vormingsklas worden. Het toeval wilde dat er een geschikte baan in de aanbieding was. Na de zomer kon ik beginnen. Al die maanden verheugde ik me op mijn eerste salaris. Ik zou 200 gulden krijgen. Dat voelde als een ongekende rijkdom. In gedachten had ik er al van alles van gekocht: van een transistorradio tot mooie, dure leren laarzen.
Van mijn moeder mocht ik mijn eerste salaris vrij besteden. Dat zou eenmalig zijn, daarna moest er kost- en kleedgeld vanaf. Eind augustus was de dag aangebroken; ik kreeg een klein, bruin loonzakje waarop stond geschreven wat er was ingehouden en wat er netto was overgebleven. Ik had nog nooit zo’n bedrag in handen gehad! Inmiddels wist ik ook wat ik ervan zou kopen: contactlenzen. Ik moest vanaf mijn 12de een bril dragen en vond dat verschrikkelijk. In die tijd waren contactlenzen nog speciaal en heel duur, er waren ook alleen nog maar harde lenzen.
Al mijn geld ging eraan op, maar ik heb er geen moment spijt van gehad. Ik ben altijd blijven werken en heb het tot manager gebracht, met een uitstekend salaris en dito pensioen. Mijn moeder werd jong weduwe en leerde mij dat je nooit afhankelijk moest worden. Dat was een wijze les. Wat was ik blij dat ik na mijn scheiding voor mezelf en mijn dochter kon zorgen. Die goede raad van mijn moeder heb ik ook aan mijn dochter meegegeven. Zij en haar partner staan voor de klas en werken allebei vier dagen in de week.”
Willy Lakerveld (61) uit Dordrecht begon op haar 48ste aan haar eerste betaalde baan.
Op mijn 21ste verhuisde ik voor mijn grote liefde naar Kreta. Hij was daar leraar en had veel vrije tijd. We woonden op het platteland met allerhande dieren en een grote moestuin. Samen kregen we twee zoons. Ik voelde me koningin op Kreta, tot mijn man ernstig ziek werd en ik op mijn 44ste weduwe werd. Onze oudste zoon was toen 20 jaar en heeft een verstandelijke beperking. Voor hem heb ik besloten om terug naar Nederland te gaan. In 2010 vertrokken we. Ik kende alleen de taal nog en had niet eens een sofinummer, maar toch had ik binnen twee maanden een baan. Voor ik naar Kreta vertrok, deed ik een opleiding tot ziekenverzorger. Op Kreta hielp ik op een medische post.
Het leek me logisch om een open sollicitatie te sturen naar het nabijgelegen verpleeghuis. Daar werd ik aangenomen als oproepkracht bij de facilitaire dienst. Mijn eerste salaris was heel weinig, rond de 400 euro, maar wat voelde het fijn om mijn eigen centen te verdienen. Van mijn eerste loon heb ik een tweedehands fiets gekocht. Ik had een klein pensioen en wat spaargeld, het salaris had ik hard nodig. Elke maand probeerde ik meer uren te krijgen. Al vrij snel viel op dat ik meer in mijn mars had. Ik heb het diploma Helpende Plus gehaald en op mijn 56ste het diploma Verzorgende IG. Ik werk nu 28 tot 32 uur in de week. Als ik tien jaar eerder was begonnen, had ik zeker nog meer opleidingen gedaan.
De combinatie werk en school beviel me goed. Ik heb ontdekt dat ik leren leuk vind, ik houd van uitdagingen. Tijdens mijn huwelijk had ik geen behoefte aan eigen geld, we hadden de taken goed verdeeld. Nu ik alleen ben, merk ik dat ik het fijn vind om de regie in eigen handen te hebben. Die onafhankelijkheid geeft me een prettig gevoel van macht. Ik zou er niet aan moeten denken dat ik mijn werk en mijn collega’s niet had. Mijn werk heeft me niet alleen zelfvertrouwen en financiële onafhankelijkheid gebracht, het heeft me ook geholpen om een nieuw sociaal leven op te bouwen.”