In de jaren 50 verschenen de eerste dwergauto’s als goedkope vervoersoplossing voor de gewone burger. Zo’n tien jaar lang waren ze ontzettend populair, om daarna vrij plotseling weer te verdwijnen. Weet u het nog?
In de eerste jaren na de Tweede Wereldoorlog reden veel mensen op scooters en motorfietsen. Maar met de toenemende drukte op de wegen, kregen zij behoefte aan veiligere en comfortabelere vervoermiddelen, het liefst met een dakje boven het hoofd. Daarom begonnen verschillende fabrikanten binnen en buiten Europa met de productie van deze zogenaamde dwergauto’s.
Pure noodzaak
Sommige van die fabrikanten deden dit om hun productielijn te vergroten, zoals het Italiaanse Piaggio, dat in 1957 de Vespa 400 ontwierp. Voor andere fabrikanten was het een manier om te overleven. Denk aan het Duitse Messerschmitt. Deze vliegtuigfabrikant was in de jaren voor en tijdens de Tweede Wereldoorlog groot geworden met de productie van jachtvliegtuigen. Na de oorlog moest de fabrikant zijn brood ergens anders mee verdienen, in dit geval met dwergauto’s en scooters.
Ook BMW dankt zijn voortbestaan aan de dwergauto. De bekende autofabrikant produceerde in de jaren 50 vooral motorfietsen en grote en luxe personenauto’s die voor de gewone burger te duur waren. De Italiaanse koelkastenfabrikant Iso had in eigen land succes met een kleine personenauto. Daarom kocht BMW de licentie van het Italiaanse merk en begon met de productie van de iconische Isetta met zijn kenmerkende deur aan de voorkant.
Engelse driewielers en Japanse kei-cars
Ook in Engeland zag men mogelijkheden in de productie van dwergauto’s, die daar vaak maar drie wielen hadden. Merken als Bond en Minicar werden mateloos populair, met name in eigen land. Daar bestonden namelijk speciale wetten en regels voor dit soort auto’s. Voor een driewieler hoefde je bijvoorbeeld minder belasting te betalen.
In Japan waren er ook belastingvoordelen als de motorinhoud en afmetingen van het voertuigen binnen bepaalde grenzen bleven. Met deze regelgeving – de ‘kei jidosha’ – wilde de overheid het gebruik van deze compacte auto’s – de ‘kei-cars’ – stimuleren. Vooral de Subaru 360 werd populair.
Deze regelgeving bestaat in Japan overigens nog steeds en daarom zijn sommige Japanse automodellen smaller dan de varianten die voor de Europese markt geproduceerd worden. Een voorbeeld is de Suzuki Jimny.
Het einde
Strengere regelgeving in Engeland en de vraag naar meer veiligheid en betere prestaties zorgden ervoor dat de dwergauto’s ook snel weer uit het straatbeeld verdwenen. Ook kwamen andere merken met ‘gewone’ auto’s die compact en betaalbaar waren. De bekendste zijn de Volkswagen Kever, de Fiat 500 en de Mini.
Meer weten over de dwergauto's? Tot 1 september 2019 is in het Louwman Museum in Den Haag een expositie van dertig dwergauto's te bezichtigen.